Huishoudelijk bestuur
Sinds de middeleeuwen werden de plaatselijke belangen in het Ambt Ede behartigd door de adel en de rooms-katholieke kerk. In oorkonden vanaf 1576 wordt voor het eerst over ambtsjonkers gesproken. Deze edelen vormden het huishoudelijke bestuur van het ambt. De ambtsjonkers waren belast met de rechtspraak, het innen van bepaalde belastingen en (in delen van Ede) het bestuur van de kerken. Zij stelden predikanten, kosters en schoolmeesters aan. Belangrijk was ook hun toezicht op de waag, landwegen en bruggen, vooral over de Barneveldse Beek.
Financiële verantwoordelijkheid
Als het ging om het onderhoud van de kerkgebouwen, waren de ambtsjonkers zuinig. Ze leenden alleen geld uit voor grote verbouwingen in de Bennekomse en Otterlose kerken, als ze wisten dat die gemeenten het terug konden betalen. Voor het ambt mochten ze bepaalde belastingen innen, maar deze waren lager dan de gewone 'nationale' belastingen die via de Staten van Gelre aan de Generaliteitskas van de Republiek werden afgedragen en waarover de jonkers niets te zeggen hadden.
Rechtspraak
Lagere vormen van bestuur en rechtspraak lieten de ambtsjonkers aan anderen over, namelijk aan de buurspraak en de schouten. Zelf berechtten ze zwaardere misdrijven. Dat gebeurde op het Landgericht. Begin mei trok ieder jaar een stoet uit Arnhem naar Ede, Barneveld en andere delen van de Veluwe om bij zonsopkomst recht te spreken. In deze stoet zaten ambtsjonkers, de Veluwse landdrost (die de voorzitter was) en enkele rechtsgeleerden, die meestal als advocaat optraden. Deze zittingen werden op de kerkhoven gehouden, in een speciaal opgetrokken tent. Na afloop kon de schout de vonnissen ten uitvoer brengen.
Machtige edelen
Het uitoefenen van macht en oprechte bezorgdheid om een goed bestuur waren de redenen voor de edelen om zoveel tijd en energie in alledaagse zaken te steken. Ambtsjonkers kregen geen salaris. Wel kregen zij alle onkosten vergoed. Veel van hen kwamen van de Edese kastelen. Anderen woonden in Wageningen, Rozendaal of Voorschoten. Soms lukte het een edelman om in meerdere ambten jonker te worden en/of werd hij in een stad als Arnhem ook lid van het stadsbestuur. Namen die veel van vader op zoon in het 'Resolutieboek der ambtsjonkers (1663-1795)' terugkeren zijn Torck, Van Arnhem, Van Eck en Van Lauwick. Toen de Republiek door Frankrijk was veroverd in 1795 werd het ambtsjonkerschap afgeschaft: voortaan mochten burgers een gemeentebestuur kiezen. Dat gebeurde in Ede voor het eerst in 1802.