Schuivende gletsjers
In de geschiedenis van de aarde is er meerdere malen sprake geweest van een IJstijd. Tijdens deze IJstijden werd Nederland vaak voor een lange periode bedenkt met een dikke laag ijs. In Scandinavië vormden zich grote gletsjers. De ijslaag schoof steeds verder over het land, tot het een groot deel van Europa besloeg. In Drenthe hebben tenminste drie IJstijden hun sporen achtergelaten. Ook nam het ijs grote stenen mee uit Scandinavië. Toen het ijs 10.000 jaar geleden begon te smelten, bleven de stenen liggen. Hier maakten de mensen uit de prehistorie grafmonumenten mee, de zogenaamde hunebedden.
IJsrivier
Drenthe was tijdens de IJstijd regelmatig bedenkt met ijs. Maar soms smolt het ijs ook weer. Ongeveer 150.000 jaar geleden werd het weer koud. Hierdoor kwam ergens tussen het smeltende ijs een stroom ijs in beweging. Dit was een soort ijsrivier. Vanuit het Noordzeegebied schoof deze ijsrivier naar het Zuidoosten. Deze ijsrivier bedekte een groot deel van Drenthe.
Ruggen
Door de druk van het ijs en de kracht van het smeltwater heeft deze ijsrivier een patroon van ruggen en dalen in het landschap achtergelaten. Een rug is een hoger gelegen stuk land. In de gemeente zijn maar liefst vijf ruggen te vinden. Namelijk de Zeijerrug, de Rolderrug, de Rug van Tynaarlo en de Hondsrug. Tynaarlo is een gemeente van ruggen en dalen.
Dalen
Tussen deze ruggen liggen de beekdalen van de Masloot, van het Eelderdiep en van de Drentsche Aa. Aan de oostzijde van de Hondsrug ligt tenslotte de Hunze en het Hunzedal. Deze combinatie van hogere gronden en beekdalen is gunstig geweest voor de bewoning. Sommige dorpen zijn al heel oud. Zo komen de eerste schriftelijke vermeldingen van Tynaarlo en Taarlo al uit 820, Vries uit 1139, Eelde ook uit 1139 en Zuidlaren uit 1160.
Poesjeszand
Bij Donderen ligt een oude zandgroeve. Daar zie je in het zand goed het verschil van de drie IJstijden. Het onderste gedeelte van het zand is spierwit. Dit zand wordt ook wel eens poesjeszand genoemd omdat het zo zacht aanvoelt. Dit zand komt uit de twee na laatste IJstijd. Het bovenste gedeelte van het zand komt uit de laatste IJstijd. Tussen deze twee lagen zand ligt ook een laag keileem. De keileem komt uit de één na laatste IJstijd.
Toendralandschap
De eerste bewoners in Drenthe zwierven hier al rond tijdens de vierde IJstijd. Het Scandinavisch ijs had Nederland niet bereikt. Drenthe was een toendralandschap. Dat betekent dat er veel mos soorten waren en maar weinig boomgroei. Er was ook maar weinig vegetatie en grote hoeveelheden zand werden door de wind getransporteerd en afgezet. In de lage delen van het landschap ontstonden vennetjes. Dit zijn kleine waterplasjes. Toen aan het einde van de vierde IJstijd de temperatuur weer steeg, begon ook de boomgroei toe te nemen. De eerste bewoners van Drenthe hadden bij deze vennetjes een ideale vestigingsplaats gevonden. Veel mensen waren er toen nog niet in Drenthe. Misschien zwierven er 25 à 30 mensen rond door Drenthe. Archeologen denken dat zij in ronde tenten hebben geleefd, die gemaakt waren van rendierhuiden.