Van buurtwinkel naar supermarkt

De hegemonie van het grootwinkelbedrijf

Rond 1900 ziet plaatsgenoot Reith op zijn wandelingen door het dorp een grote diversiteit aan ‘ambachtslieden en neringdoenden’: vier groente- en fruithandelaren, zeven slagerijen (inclusief noodslachter), acht zuivel-/melkhandelaren, twaalf bakkers en zestien kruideniers! Zijn wandelingen voeren hem ook langs twaalf cafés, zes tabakswinkels, vier textiel- en manufacturenwinkels, smederijen, zadel-, scheep- en wagenmakers, klompenmakers, barbiers, winkels met diverse huiselijke benodigdheden en zelfs snoepwinkeltjes. De vele kruideniers waren redelijk verspreid door het dorp gevestigd. Het waren echte buurtwinkeltjes en vaak kleinschalige familiebedrijfjes. Deze buurtwinkels speelden ook een niet te onderschatten rol in het sociale leven. Ze waren een ontmoetingsplaats en de bezorgende en/of ventende handelaar die overal kwam, was een bron van informatie.

Groei en organisatie

Het rustige en stille dorp van Reith veranderde tussen 1920 en 1950 in een snel industrialiserend dorp. Grote bedrijven vestigden zich in Maarssen en de bevolking groeide. Er kwamen nieuwe woonwijken en dus ook meer winkels om in de toenemende behoefte te voorzien. De depressie tussen beide wereldoorlogen zorgde echter voor zware tijden. Nederland had in 1929 bijna 30.000 kruideniers, waarvan meer dan de helft veel te klein was om redelijk te kunnen overleven. Er ontstonden allerlei vormen van samenwerking tussen de kleine winkelbedrijven, onder andere in de vorm van in- en verkoopcoöperaties. In Maarssen was bijvoorbeeld zo’n vereniging actief onder de naam Voorwaarts. Doel was de leden en de klanten te beschermen tegen ongebreideld winstbejag. Ook verenigingen – in de vorm van vrijwillige filiaalbedrijven - hielpen de kleine winkelier door gezamenlijke inkoop en verkoop en bij de organisatie. Denk aan de Centra, de Kroon en De Spar. In Nederland zijn die coöperaties niet echt van de grond gekomen en ook zij moesten het op den duur afleggen tegen de kracht van het grootwinkelbedrijf. Albert Heijn, De Gruyter en Simon de Wit hadden bijvoorbeeld al in 1914 landelijk gezamenlijk ruim 150 filialen.

Meer groei

Tijdens WOII ging de handel zo goed mogelijk door. De wederopbouw en de naoorlogse economische groei zorgden voor hernieuwd elan. Er ontstond, zeker vanaf de jaren zestig, meer winkelhandel door de bouw van nieuwe wijken en de Kaatsbaan ontwikkelde zich tot een moderne winkelstraat. De groei maakte Maarssen echter ook aantrekkelijker voor de grotere bedrijven. In 1961 werd dan ook aan de Johannes Vermeerstraat de eerste supermarkt in Maarssen geopend: Klarenbeeks Supermarkt. De kleine kruidenier kon die concurrentie niet aan.

Service

Voor de kleine ondernemer bleven thuisbezorging en extra service belangrijke aspecten van klantenbinding. In 1966 kwam de SRV-wagen in het straatbeeld. In 1970 reden er in Nederland zo’n 2000 rond. Er zijn nog steeds kleine particuliere ondernemers die op deze wijze hun klanten bedienen. In een modernere vorm, op basis van digitaal bestellen, neemt het thuisbezorgen ook steeds grotere vormen aan, maar nu door het grootwinkelbedrijf.

Supermarkten

Er zijn weliswaar nog enkele slagers, bakkers en groente- en fruitwinkels in het dorp en een mini-supermarkt in de Kaatsbaan, maar de grote supermarkten in winkelcentra en aan winkelpromenades in Maarssen en Maarssenbroek domineren natuurlijk de lokale levensmiddelenmarkt. De grachten zijn vrijwel ‘winkelloos’ geworden en de Kaatsbaan vertoont een wisselend bestand van diverse winkels en horeca.