Spinoza

Op zoek naar waarheid

In zijn eigen tijd stuit Spinoza’s gedachtegoed op veel weerstand. Hij vindt dat de natuur, alles wat bestaat, een verschijning van God is, dus ook de mens zelf. Voor zeventiende-eeuwers is dat een schokkende boodschap. Spinoza wordt nu gerekend tot de invloedrijkste filosofen van het westerse denken.

Verstoten
Benedictus de Spinoza wordt in 1632 in Amsterdam geboren als Baruch d’Espinoza, zoon van uit Portugal gevluchte Joodse ouders. Hij krijgt een joods-religieuze opvoeding. Thuis spreekt hij Portugees, daarnaast leert hij Nederlands, Spaans, Hebreeuws en Latijn, de taal waarin hij later zal schrijven. Hij is geïnteresseerd in filosofie en laat zich al vroeg kritisch uit over traditionele joodse standpunten. De joodse Bijbel, de Thora, is in zijn ogen een product van de menselijke fantasie. Ook wil hij zich niet houden aan de strenge uiterlijke eisen en voorschriften van de joodse traditie. Op 23-jarige leeftijd wordt hij verstoten uit de joodse gemeenschap. Daardoor mag zelfs zijn familie niet meer met hem omgaan. Hij vertrekt noodgedwongen uit Amsterdam naar Rijnsburg en verhuist later naar Den Haag. Hij verdient de kost met het slijpen van brillenglazen en lenzen voor microscopen, onder meer voor Christiaan Huygens.

Tolerantie
Spinoza is niet de enige die afstand wil nemen van vaststaande denkbeelden en hij krijgt steun van verschillende aanhangers, die zich net als hij losmaken van filosofische en godsdienstige tradities. In zijn Tractatus theologico-politicus geeft Spinoza in 1670 een aanzet tot een vrijere uitleg van de Bijbel. Hij spreekt zich uit voor de democratie en wijst op het grote belang van principiële tolerantie en vrijheid van meningsuiting. Spinoza brengt de Tractatus anoniem uit, want hoewel er in de Republiek meer ruimte is voor kritische denkbeelden dan in omringende landen, moet hij toch voorzichtig zijn.

Spinoza schrijft en publiceert tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, een periode waarin de spanningen tussen Oranjegezinden en staatsgezinden oplopen en de sfeer grimmiger wordt. Het Rampjaar 1672 is het dieptepunt. Raadpensionaris Johan de Witt wordt samen met zijn broer Cornelis gelyncht door een Oranjegezinde menigte, zonder dat de autoriteiten daartegen optreden. Het schokt Spinoza zo diep dat hij een papier naar de plek wil brengen met de tekst ‘ultimi barbarorum’ (‘ergste barbaren’). Zijn huisbaas en vriend houdt hem tegen en redt zo misschien wel zijn leven.

Meesterwerk
Spinoza’s hoofdwerk, de Ethica, wordt vlak na zijn dood uitgegeven. Hierin beschrijft hij hoe mensen verlichting van hun lijden kunnen vinden; het boek heeft dus een praktisch doel. De mens moet leren inzien dat God niet buiten zijn schepping staat, maar dat alles wat bestaat – ook de mens zelf – een verschijning is van God. Voor Spinoza zijn God en natuur twee namen voor dezelfde werkelijkheid. Aan God kun je geen menselijke eigenschappen toekennen, zoals gebruikelijk is in de joodse en christelijke traditie. Spinoza neemt daarmee afstand van het idee dat God straffend kan optreden of een goede vader kan zijn.

Spinoza streeft altijd objectiviteit na. Dat is ook te zien aan de vorm waarin hij zijn werk giet. De Ethica is opgezet als een meetkundig systeem, waarbij Spinoza gebruikmaakt van definities en stellingen. Door de geschiedenis heen klaagden veel lezers dat het boek daardoor zo moeilijk te lezen is. Maar dan heeft Spinoza toch het laatste woord, want de laatste zin van zijn Ethica luidt: ‘Alles wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam.’

Vrijheid van meningsuiting
Spinoza overlijdt in 1677 in Den Haag aan een longziekte die het gevolg is van zijn werk als lenzenslijper. Hoewel zijn gedachtegoed in de zeventiende eeuw als gevaarlijk wordt beschouwd, krijgt zijn werk in de eeuwen daarna veel internationale waardering. Zijn ideeën over de vrijheid van denken en van meningsuiting zijn belangrijk geweest voor de moderne democratie.