De aanleg van kanalen en wijken (1890-1907) gaf de aanzet voor grootschalige vervening van het gebied rondom het dorp Vriezenveenschewijk, het latere Westerhaar-Vriezenveensewijk. De omgeving van het gebied werd in eerste instantie op kleine schaal verveend. Dankzij het Veenkanaal werd het mogelijk om via het water turf af te voeren naar het Overijssels Kanaal. Na uitvoerige discussie in de gemeenteraad van Vriezenveen werd in 1888 een onteigeningsprocedure opgestart. Op deze plaats lag al een afwateringswijk met de naam "de tweede nieuwe Leidijk". Deze had volgens de eerste plannen uitgediept kunnen worden om te dienen als Veenkanaal. Dit liep anders omdat het eerste gedeelte door de Nonkeswijk moest. Dit stuitte op verzet van eigenaar Nonkes, die een te hoge vergoeding wilde hebben. Men liet daarom het Veenkanaal afbuigen en lopen door de al bestaande Middendorpswijk in gemeente Hellendoorn. Hierdoor sloot het Veenkanaal iets noordelijker aan op het Overijssels Kanaal.
Industrie aan het Veenkanaal
Het eerste gedeelte van het Veenkanaal vanaf het Overijssels Kanaal
tot aan de Kerksteeg, de latere Hoofdweg, werd in 1890 opgeleverd.
Door het Veenkanaal kon de turf snel en in grote hoeveelheden
afgevoerd worden. Men liet aan het begin van de 20ste eeuw het
tweede gedeelte tot aan de huidige Paterswal graven. Dat werd in
1907 opgeleverd. Het Veenkanaal maakte het mogelijk om de vervening
van de omgeving, waaronder de huidige Engbertsdijksvenen,
grootschalig aan te pakken. Een dertigtal kleine verveners en
enkele industriële verveners, zoals de firma Terwindt en Arntzveen,
kochten percelen grond of het recht van vervening van bepaalde
percelen. Naast de klassieke bestemming als brandstof diende het
veen ook als grondstof voor de turfstrooiselfabrieken.
Turfstrooisel werd gebruikt als alternatief voor stro in
(paarden)stallen en als grondverbeteraar. Aan het Veenkanaal werd
een vijftal van deze fabrieken gebouwd. De firma Terwindt-Arntzveen
had twee fabrieken, waarvan één tijdelijk drijvend in het kanaal,
totdat in 1909 een nieuwe fabriek in gebruik werd genomen. Verder
bouwden de gebroeders Minke en de firma Trio
turfstrooiselfabrieken. Ook had de firma Nagtegaal een kleine
turfstrooiselfabriek, maar dit was van korte duur. Tenslotte stond
er een brikettenfabriek aan het Veenkanaal net over de
gemeentegrens in Hellendoorn. Deze werd in 1898 gebouwd door de
fabrikant Fonkert.
Grotere schepen
Om steeds verder het veen in te kunnen, werden zijwijken
(kleine kanalen) gegraven. Er kwamen ruim 25 van deze zijwijken die
vaak de naam kregen van de grondeigenaren waar de wijk liep. Enkele
voorbeelden zijn de Minkewijk en de Ruitenbergswijk. Maar ook waren
er wijken die nummers kregen: de eerste en tweede wijk waren
bekende afvoerkanalen in het dorp. Het gehele kanaal moest meerdere
malen worden uitgediept omdat de schepen die de fabrieken aandeden
steeds groter werden. Het Veenkanaal werd hoofdzakelijk bevaren
door schepen met een hoog tonnage. In 1918 voeren 5.714 schepen
door het Veenkanaal, die gezamenlijk voor 144.239 ton aan turf
vervoerden. De turf werd later veelal geëxporteerd naar onder meer
Engeland en Amerika. Voor de grotere schepen werd een zwaaikom
gemaakt ter hoogte van turfstrooiselfabriek van de firma Trio. Deze
is nog altijd zichtbaar. Er werd een sluis gebouwd (1926) en ook
moest voor de grotere schepen de brug over de Kerksteeg (Hoofdweg)
worden vervangen door een ophaalbrug (1929).
Afwateringskanaal
Na de oorlog ging het hard achteruit met de turfindustrie. In 1968
werd het gedeelte van de Paterswal tot aan de Hoofdweg gesloten
voor schepen. 3 jaar later volgde het laatste gedeelte. Het
Veenkanaal deed tevens dienst als waterafvoer. Door de latere
aansluiting op het Geesterens Stroomkanaal te realiseren werd de
afwatering goed aangepakt. Wel had dit als gevolg dat er in
Vriezenveenschewijk, het latere Westerhaar-Vriezenveensewijk,
regelmatig wateroverlast optrad. Als oplossing werd zijtak de
Waterleiding gegraven. Op dit moment doet het Veenkanaal nog altijd
dienst als afwateringskanaal om de waterhuishouding in Twente op
peil te houden.