Begin 2008 vinden enkele hobbyisten met een metaaldetector tientallen oude munten terwijl ze fanatiek zoeken naar sporen uit het verleden op een akker in de Maastrichtse wijk Amby. Zoals dat nu eenmaal hoort, melden zij de vondst keurig bij de gemeente Maastricht. Vervolgens wordt de akker nog een keer onderzocht. Daarbij worden ongeveer 120 gouden en zilveren munten gevonden. Die hebben de vorm van schoteltjes met daarop onder meer paarden afgebeeld. Ze gaan terug tot het midden van de eerste eeuw voor Christus. De onderzoekers brengen ze, vanwege de plek waar ze lagen, in verband met de Eburonen. Dit is een beroemde stam van het volk van de Kelten uit de periode van de Late IJzertijd (500 – 15 voor Christus). De muntschat werd 2010 opgeslagen bij Centre Céramique in Maastricht.
Eburonen
De gouden munten zijn gemaakt in de regio tussen de steden Tongeren (nu België) en Maastricht. De zilveren munten lijken te komen uit het noordelijke kerngebied van de Eburonen langs de Maas, rond de dorpen Kessel en Empel in Noord-Brabant. Onderzoekers zien de Eburonen tegenwoordig als een Keltische stam die leefde in een gebied dat in onze tijd ligt in Belgisch-Limburg, Zuidoost-Nederland en het aangrenzende Duitsland. Landbouw was het belangrijkste bestaansmiddel van de Kelten oftewel Galliërs; twee verzamelnamen die de Romeinen gaven aan de vele stammen in Noordwest-Europa. Munten, graven en sieraden in de bodem van Nederland laten zien dat de Keltische cultuur verder naar het noorden opgeschoven is geweest dan lange tijd werd gedacht. De Kelten hadden vaste leiders die onderling contact hadden voor de handel en voor het sluiten van bondgenootschappen. Daarbij wisselden zij niet alleen kostbare voorwerpen maar ook munten uit, die toen meer functies hadden dan in onze tijd. De stamleider, bijvoorbeeld, gebruikte ze mogelijk om krijgers aan zich te binden. Een muntschat uit het Limburgse stadje Echt zou net als die van Amby zo’n muntvoorraad voor het vastleggen van vriendschappelijke relaties kunnen zijn geweest. De religieuze symboliek op de munten en hun aanwezigheid bij opgegraven plaatsen waar goden werden vereerd, doen bovendien vermoeden dat ze een bepaalde rol hebben gespeeld in religieuze ceremonies of tradities. Grafgiften vertellen ons veel over de verhoudingen tussen mensen. In een graf in Koningsbosch, bij Echt, lagen onder andere een bronzen ring voor aan een riem en een grote draadvormige kledingspeld. Vermoedelijk was dit graf van een rijke Keltische vrouw die in de tweede helft van de derde eeuw voor Christus is begraven.
Ruzie met Romeinen
De munten uit Amby zijn gemaakt in de tijd dat de Romeinse generaal en politicus Gaius Julius Caesar met zijn troepen Noordwest-Europa verkende, in de jaren vijftig voor Christus. Over de Eburonen schreef hij in zijn boek De Bello Gallico (Over de Gallische Oorlog). Daarmee bepaalde hij hoe er eeuwenlang naar deze stam gekeken is. Zo beschreef hij de Eburonen als ‘Germanen aan de linkerkant van de Rijn’, waarschijnlijk door hun contact met Germaanse stammen ten oosten en noorden van de rivier. Tegenwoordig denken onderzoekers echter dat de Eburonen in cultureel opzicht meer overeenkomsten hadden met de Keltische buurstammen die een stuk zuidelijker leefden, in het tegenwoordige Frankrijk. Zo werden de Eburonen in hun strijd tegen de Romeinen aangevoerd door hun ‘dubbelkoningen’ Ambiorix en Catuvolcus. Uit taalkundig onderzoek blijkt dat beide namen Latijnse versies van Keltische (bij)namen zijn. Caesar vond de Eburonen een krijgshaftig volk dat zich fel verzette tegen het Romeinse leger. In 54 voor Christus lukte het om onder leiding van Ambiorix een leger van bijna tienduizend Romeinse soldaten te verslaan. Volgens Caesar hebben de Romeinen toen geprobeerd om de Eburonen uit te roeien.
Voortleven?
Vondsten in de bodem doen vermoeden dat Caesar heeft overdreven in zijn beschrijving van de uitroeiing van de Eburonen. Steeds meer aanwijzingen worden ontdekt van hun bestaan ná de veroveringen van de Romeinse generaal. Dat zou niet mogelijk zijn geweest als Caesar gelijk heeft gehad. De munten van Amby werden gemaakt rond het midden van de eerste eeuw voor Christus, toen mogelijk meer munten nodig waren om er de oorlogsvoering mee te betalen. Het is verleidelijk te denken dat de muntschat is begraven in de gevaarlijke periode van Caesars veroveringen rond diezelfde tijd. Maar de munten hebben duidelijke gebruikssporen. Dit wijst erop dat ze nog lange tijd na hun vervaardiging zijn gebruikt en pas later werden begraven, mogelijk voor een religieus doel. Met andere woorden: het contact tussen Keltische en Germaanse volkeren lijkt te hebben voortbestaan. Ook de muntschat uit Echt wijst in die richting. De zeventien Keltische munten werden tussen 50 en 20 voor Christus gemaakt. Het is dus heel waarschijnlijk dat Caesar de Eburonen heeft verslagen, maar ze vervolgens niet volledig heeft uitgemoord.
Nieuwkomers
Ook al voor de komst van de Romeinen trokken steeds meer Germaanse gemeenschappen vanuit het noorden over de grote rivieren naar het zuiden. Deze ontwikkeling kwam door de nederlaag van de Eburonen in een stroomversnelling terecht. Hun voormalige woongebied werd onderdeel van de Romeinse provincie Germania Inferior. De overgebleven Keltische bevolking vermengde zich vermoedelijk met de Germaanse nieuwkomers, die als bondgenoten van de Romeinen een nieuwe woonplek kregen: de Batavi in het rivierengebied, de Ubii tussen Rijn en Maas en de Tungri ten westen van de Maas. De Eburonen verdwenen zo uit de geschiedenis, maar de Keltische cultuur niet. Dat laten de namen van personen en lokale goden zien, zoals de vermelding van de godin Rura op een Romeins altaar uit Roermond en de naam van de godin Arcanua op het beeldje van een haantje uit Born-Buchten. Sommige plaatsnamen in de Romeinse tijd vertoonden vergelijkbare Keltische invloeden. Coriovallum (Heerlen), bijvoorbeeld, of Ceuclum (Cuijk, ten zuiden van Nijmegen).