De trekschuit

Een vaste reistijd was iets nieuws.

In de zeventiende eeuw werd in het noorden en westen van de Republiek een stelsel van trekvaarten aangelegd. Hierdoor ontstond een efficiënt, betrouwbaar en goedkoop systeem van openbaar vervoer per trekschuit. Het heeft van 1630 tot 1830 gefunctioneerd en oogstte alom in Europa bewondering. Ook de Vecht werd geschikt gemaakt voor de trekvaart, onder andere door de aanleg van het zandpad. Door het vervangen van de windkracht door paardenkracht konden de schippers onder vrijwel alle weersomstandigheden volgens een strak tijdsschema varen. Het paard liep in een tempo van ongeveer zeven kilometer per uur.

Utrecht-Amsterdam

Waar de Vecht begint, bij de Weerdsluis in Utrecht, lag de aanlegsteiger van de trekschuit Utrecht-Amsterdam. De schuit voer driemaal per dag af op vaste tijden. Elke passagier betaalde negen stuivers (ongeveer € 5,40) voor het vervoer tussen Utrecht en Amsterdam of terug. De tocht naar Amsterdam ging via de Vecht naar Oud-Zuilen, langs Maarssen en Breukelen om dan bij Nieuwersluis de Vecht te verlaten en naar het westen de Nieuwe Wetering op te varen, de gegraven verbinding tussen de Vecht en de rivier de Kromme Angstel. Over de Angstel voer de trekschuit dan via Loenersloot en Baambrugge naar Abcoude en vervolgens via de Holendrecht naar Ouderkerk om daar de Amstel op te varen. Onderweg stopte de schuit twee keer om van jager en paard te wisselen. Er mocht maximaal een kwartier aangelegd worden om de passagiers gelegenheid te geven iets te drinken of ‘yets anders’ te doen.

Tussenstops

De trekschuit deed niet alleen de steden Amsterdam en Utrecht aan, maar ook de tussenliggende dorpen en stopte zelfs bij de buitenplaatsen om passagiers af te zetten of goederen af te leveren. Dit laatste – zo wordt verhaald – tot grote ergernis van de passagiers. Amsterdammers konden nu binnen zeven uur per trekschuit in Maarssen zijn. De trekschuit is daarom een belangrijke factor geweest in de ontwikkeling van Maarssen tot lustoord van buitenplaatsen.

Hoe belangrijk die trekschuit was voor het passagiersvervoer blijkt uit het feit dat in het jaar 1665 maar liefst 55.000 passagiers richting Amsterdam werden geteld. De redelijke veronderstelling dat een gelijk aantal in tegenovergestelde richting reisde, brengt het totaal op de route Amsterdam-Utrecht v.v. op 110.000 passagiers. De trekschuit mocht uitsluitend passagiers (met handbagage) vervoeren. Vracht en grote bagage van de passagiers moesten vervoerd worden door de zogenoemde ‘schietschuyt’. Deze schuit mocht weer geen personen vervoeren.

Verval   

In de negentiende eeuw trad het verval in als gevolg van de verbetering van het wegenstelsel en de aanleg van de spoorwegen. Het vervoer per trekschuit nam sterk af. In een vergadering van de Staten van Utrecht in juni 1844 werd een brief behandeld van de trekschuitschippers waarin zij te kennen gaven dat zij als gevolg van de afnemende inkomsten hun beroep niet langer kunnen uitoefenen. De trekschuit, ooit symbool van efficiëntie en vooruitgang, werd in het negentiende-eeuwse Nederland een symbool van traagheid en stagnatie.