In 1386 kwamen Brabant en Gelre met elkaar in conflict over de begrenzingen van het noordelijke kwartier van Brabant. In 1388 vielen de bendes van Gelre de Meierij binnen en brandden vele plaatsen plat, waaronder Oisterwijk, Moergestel en Hilvarenbeek met de omliggende gehuchten. In de getroffen plaatsen gingen ook de bezittingen van het Geefhuis van Den Bosch verloren. In 1390 droeg hertogin Johanna de rechten op de woeste gronden rond De Biest en de bijbehorende schuld voor de aankoop over aan de inwoners. In Het Broek, het lage natte gebied aan de zuidkant van het Spruitenstroompje waar geen akkers lagen werd een grote gemeenschappelijke weide ingericht, die tot de dag van vandaag nog de Gemeynt wordt genoemd en nog steeds gemeenschappelijk bezit is van de inwoners.
De Biestse gemeente
Op grond van een verklaring van de schepenen van 1622 wordt veelal verondersteld dat bij de akte van 7 augustus 1328 de gemeente werd vergund aan “onze goede lieden ingezetenen en geburen van De Biest”. De toewijzing aan de inwoners is vermoedelijk echter van latere datum. Meester Broeders beschrijft het in zijn boekje over de geschiedenis en aardrijkskunde van Hilvarenbeek aldus:
“… eene zeer uitgestrekte gemeene weide, de Biestsche gemeente …. werd met nog zeer veel heidegronden en bosschen in het jaar 1328 door Hertog Jan van Braband aan de Godshuizen, en bij verval van deze aan de bewoners van Biest gegeven, tegen eene in eens te betalen som en eenen jaarlijkschen chijns ten eeuwigen dage van omtrent 25 centen.
Bij deze gelegenheid kan ik niet nalaten, mijne kinderen ! u opmerkzaam te maken op de schaarsheid van geld, welke vroeger ook bij de bewoners van dit gehucht bestond, want niet tegenstaande de koopprijs zeer gering was, zoo als uit het volgende verzoek blijken zal, bevonden zij zich in het jaar 1399, omstreeks welken tijd zij zekerlijk, bij verval der Godshuizen, in het bezit van dat goed zullen gekomen zijn, niet in staat om den bedongen koopprijs te voldoen, en verkregen daarom, op hun verzoek, van Hertogin Joanna van Braband, dochter van Jan III, de vergunning om 3 bunders der genoemde goederen te verkoopen, ten einde uit dien verkoop de som te vinden en haar te kunnen voldoen.”
De schoolmeester vermeldt helaas niet waar hij deze kennis op baseert. Uiteraard ging het niet om de Godshuizen, maar om het Geefhuis van Den Bosch, dat in 1815 met andere Bossche instellingen werd verenigd in De Godshuizen.
de Houtakker
In 1390 gaf de hertogin ook het privilege om in het hele gehucht bomen te planten en te kappen waar de gemeenschap dat passend en nodig achtte, zonder dat daar houtschat voor betaald hoefde te worden. Bij de Gemeynt tussen het stroompje en de Vossenhol werd een driehoekig bos aangeplant, zie de uitsnede uit de kaart van 1841 hierboven. Hierdoor kwam voor de buurtschap rond de Vossenhol de naam De Houtakker in gebruik, die nadat De Biest in 1914 een kerkdorp werd aan de naam Biest werd toegevoegd alsof het om een afzonderlijk gehucht ging.
en wat er van over is.
De woeste gronden zijn geleidelijk gedurende vier eeuwen verkocht en ontgonnen.
De houtakker bestaat niet meer, maar de gemene weide de Gemeynt nog wel. Dat is het grote gebied op de kaart hierboven waar het woord Broek in staat en waar de eveneens nog bestaande Gemeintesdijk doorheen loopt. De Biestse Gemeente besloeg bij de vestiging van de Afdeling Biest in 1872 een oppervlakte van 44 hectare. De huidige vorm en omvang zijn nog nagenoeg dezelfde, zoals op de moderne kaart hierboven te zien is. Circa een derde van de weide is afgesneden van het dorp door het kanaal.
Literatuur
Hendrik Broeders, Geschied- en Aardrijkskundige beschrijving der Gemeente Hilvarenbeek, voor de jeugd. Tilburg, 1838. Herdruk, Heemkundige Kring Ioannes Goropius Becanus, 1985.
Ed van Hees, De Oude Biest – een reconstructie. Bronnenonderzoek naar de vorm en functies van de “biest” van Biest-Houtakker. Biest-Houtakker, juli 2015.