In 1878 trouwt de timmerman, Tinus Raessens, met Koosje van Hombergh. Achter het huis waar de echtelieden gaan wonen, huidig adres Berg 35, stamhuis van de moeder van Koosje, begint Tinus een zogenaamde timmerwinkel. Daarmee treedt hij in het voetspoor van zijn vader, Lambert Raessens. Tinus overlijdt vier jaar na zijn vader in 1904. Drie jaar later richt Koosje samen met haar oudste zoon, Bertus, een machinale zagerij en schaverij op. Uit dit bedrijf is de op 1 augustus 1912 door Bertus Raessens en zijn drie broers, Jozéf, Johan en Frits opgerichte firma: Stoomtimmerfabriek ‘NOOR’ Fa. Wed. M. Raessens & Zonen voortgekomen.
De schoorsteen van de fabriek was lange tijd een blikvanger in Nuenen. Een ander typisch kenmerk was de stoomfluit die viermaal daags zijn schelle geluid over het dorp uitblies om de aanvangs- en eindtijden van het werk aan te geven. Het snel groeiende Philipsbedrijf in Eindhoven stoot ook Raessens op in de vaart der volkeren. Zo maakte het bedrijf onder andere kozijnen en deuren voor de huizen in Philipsdorp. De naam ‘NOOR’ verwijst naar Noorwegen, want uit de Scandinavische landen met name uit Noorwegen werd veel hout betrokken. De boomstammen kwamen op het station op Eeneind aan en werden vandaar per paard en wagen vervoerd naar de fabriek.
Het bedrijf is zich in de loop der jaren steeds meer gaan toeleggen op de productie van deuren. Vandaar dat in 1930 tot naamswijziging werd overgegaan. Het woord Stoomtimmerfabriek werd vervangen door Deurenfabriek. Toen echter was besloten naast de productie van deuren ook sigarenkisten te vervaardigen, werd in 1938 de naam gewijzigd in Raessens Houtindustrie Fa. Wed. M. Raessens & Zonen, waarmee ook de naam ‘NOOR’ kwam te vervallen. Tachtig werknemers waren in dat jaar werkzaam bij het bedrijf. Verspreid over Nuenen bezat het bedrijf drieëntwintig woningen, waarin een groot gedeelte van het personeel was gehuisvest.
In 1952 sterft Bertus Raessens, een jaar later zijn ongehuwde broer Jozéf. Bertus wordt als directeur opgevolgd door zijn schoonzoon, Dries Verboom. In 1956, na omzetting van het bedrijf van een Firma in een Naamloze Vennootschap, wordt de nieuwe naam: Raessens’ Houtindustrie N.V.
Eind zestiger jaren ging het geleidelijk aan bergafwaarts met de productie van sigaren en ook de concurrentie van grotere houtbedrijven zoals Bruynzeel en Halbertsma begon zijn tol te eisen. Johan Raessens overleed in 1965, zijn broer Frits in 1971. Zij werden successievelijk opgevolgd door hun zonen Jan en Harry. In 1973 telde de fabriek zevenentwintig werknemers. Toen Dries Verboom – een half jaar voor zijn dood – in 1977 met een uitkoopregeling was teruggetreden, trachtte Jan Raessens, nadat hij de twee andere familietakken had uitgekocht, als enige directeur met acht werknemers het bedrijf nog draaiende te houden. In 1987, een jaar voor zijn dood, moest ook hij erkennen dat er voor de fabriek geen toekomst meer was. Het bedrijf werd ontmanteld en de hallen verhuurd, waarna in 1996 het terrein met opstallen werd verkocht aan een projectontwikkelaar. Twaalf jaar later zijn er woningen op gebouwd. De straatnamen Raessenshof en Noorstraatje herinneren nog aan de fabriek die er ooit heeft gestaan.