Wederopbouw: van agrarisch dorp naar stedelijk woongebied

Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog veranderde er veel in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Was de gemeente voor de oorlog nog grotendeels agrarisch – op enkele bedrijven, zoals de houtfabriek van Raessens (zie canonvenster Timmerfabriek) en enkele middenstanders na – na de oorlog veranderde dit in rap tempo door het bouwen van een flink aantal uitbreidingswijken. Om deze bouw mogelijk te maken, moest landbouwgrond wijken voor bouwgrond en dit gaf enorm veel spanningen.

NCB
Sinds 1899 waren de boeren in de gemeente verenigd in de plaatselijke takken van de Noord-brabantse Christelijke Boerenbond (NCB). Deze hield zich voornamelijk bezig met coöperatieve aan- en verkoop van boerenproducten, waardoor boeren hun hoofd boven water konden houden. In de oorlog werden de plaatselijke afdelingen tijdelijk opgeheven, om in 1945 heropgericht te worden. Ditmaal werd hun voornaamste taak de wederopbouw van boerderijen die in de oorlog flinke schade hadden opgelopen. Voorzitter van de Nuenense tak werd burgemeester Van Rijckevorsel, waarmee hij met twee petten op moest functioneren. Aan de ene kant moesten de boeren weer fatsoenlijk kunnen wonen en werken, aan de andere kant wilden hij en de gemeenteraad zoveel mogelijk goede landbouwgrond dicht bij de dorpskern aankopen of desnoods onteigenen om te kunnen voorzien in bouwgrond voor de grote uitbreidingsplannen.

Emigreren
Veel jonge boeren uit de grote boerengezinnen, die hierdoor geen plek hadden om nog een eigen bedrijf te beginnen, voelden zich gedwongen te gaan emigreren naar landen waar landbouwgrond volop te vinden was. De gemeente – en dus ook de NCB – was van mening dat de boeren die nog in Nuenen wilden blijven boeren, zich moesten richten op schaalvergroting en het bouwen van grote stallen voor het vee. Ook werd het telen van andere gewassen aanbevolen en het was vanaf die tijd dat de maisvelden in het buitengebied van Nuenen, Gerwen en Nederwetten de overhand kregen. Het aantal boerenbedrijven daalde tussen 1950 en 1960 met 124 van 483 naar 339.

Zoals in bijna elke nieuwbouwwijk in Nederland van direct na de tweede wereldoorlog met voornamelijk woningwetwoningen, worden de straten daarin vernoemd naar leden van het koninklijk huis. Ook Nuenen maakt daarop geen uitzondering wanneer in het gebied de Voirt in 1952 in opdracht van woningbouw-vereniging Helpt Elkander (zie ook canonvenster Helpt Elkander) begonnen wordt met de bouw van nieuwe huizen.

Het begin van de bouw van deze woonwijk staat vermeld op een gevelsteen  aan het pand Voirt 20 op de hoek Margrietstraat met de tekst: ‘RK Bouwver. Helpt Elkander, Nuenen 1952’

Uitbreiden
Vanaf de jaren 60 begint Nuenen echt met uitbreiden, eerst aan de rand van het centrum; met de Voirt. De huizen die hier gebouwd werden, waren bedoeld om tegemoet te komen aan forenzen die van boven de rivieren naar Nuenen kwamen. Dit om te kunnen werken bij bedrijven in de regio, als Philips, Daf en Vlisco. In Nuenen zelf is dan zelf nog niet al teveel bedrijvigheid. Dit verandert pas in de jaren 80 als de industrieterreinen Eeneind en Berkenbosch gestalte krijgen. Tussendoor wordt er wel hard gebouwd; de wijken Panakkers, Refeling, Refelingse Erven en Het Puyven zien het daglicht en later komen daar de Molvense Erven, Tweevoren en het gebied ten noorden van de Smits van Oyenlaan nog bij. Door al die uitbreidingen groeit de bevolking hard; tussen 1969 en 1995 is deze dan ook verdubbeld van circa 10.000 naar 22.000. Hierna blijft de bevolking redelijk stabiel en wordt er niet veel meer gebouwd tot aan de start van de bouw van Nuenen-west in 2011.