In verval
Het metselwerk van het kasteel was door het water van de omringende gracht aangetast. De drost schreef dat een van de vier torens ‘dichtgemaakt’ moest worden. Waarschijnlijk betekent dit, dat het dak van de toren kapot was, of misschien wel verdwenen. Ook waren er ettelijke vensters kapot, zodat 's winters sneeuw en regen naar binnen sloegen, waardoor balken en planken verrotten.
Steenopbrengst
Toen in 1778 de resten van de hoofdburcht werden gesloopt, werd in opdracht van het stadsbestuur becijferd wat er aan steenopbrengst mocht worden verwacht. ‘Het casteel van Hattem genaamt de Dikke Tinne, alles boven de gront (...) 80 voeten hoog, ieder voet 4 laagen steen, maakt 320 lagen in de hoogte. 23.5 steen is de muur dik. De plattegront in 8 verdeelt op de midden van de dikte van de muur, dan is 1/8 deel 41 lagen steen, dus is 6/8 246 lagen, dat maakt uit te samen 1.849.920 steenen. (...) Dan blijft nog 2 parten van de muur, nr 7 en 8 over met de 3 verwulfde zullen ongeveers zijn 200.000 steen, welke voor de opene gaaten worden gereekent. Het is denkelijk datter wel ¾ deel steen in den gront is als boven’.
Na de sloop
Het ging dus om een aanzienlijke steenmassa. De voorburcht en de slotpoort bleven als gewone huizenblokken tot in de 19e eeuw in stand. In 1899 brandde het grootste deel van de Adelaarshoekzijde van de voorburcht af, met uitzondering van het Spookhuis. De Koestraatzijde sneuvelde in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw bij een grootscheepse stadssanering. Er kwam een rij kleine woningen voor in de plaats. Achter deze woningen is later de enige ondergrondse parkeergarage van Hattem gerealiseerd.
Meer informatie:
Rechten
Heemkunde Hattem, CC-BY-NC