Dit zijn de eerste regels van het tien pagina's lange gedicht 'Iets over het Geldersche stadje Buren, in het voormalige graafschap van dien naam', van de dichtende dokter G. Ribbius. In 1850 vestigt de 25-jarige Ribbius zich als huisarts in Buren, eerst in de Voorstraat 46, later Rodeheldenstraat 59. Naast zijn huisartsenpraktijk beoefent hij de dichtkunst in de trant van de in die tijd toonaangevende dichters Van Lennep en Schoolmeester.
Hij schrijft een boekje over natuurlijke historie en gezondheidsleer, en verschillende feest- en volksliederen. In 1867 verschijnt zijn gedicht over Buren waarvan de opbrengst, zo schrijft hij in de inleiding, 'zal dienen om vijf jeugdige, onverzorgde kinderen, in hun lot te ondersteunen.'
Geef kind'ren nimmer koekjes, taartjes of wat suikergoed,
Doch liever appelen en peren,
Dan zullen zij het vroeg reeds leeren,
Dat men ook later door een zuren appel bijten moet.
Betuwse wijsheid van G. Ribbius
Dagelijks leven
In een zwierige rijmdicht neemt hij ons mee langs de rijke geschiedenis van Graafschap en Oranje, oorlogen, planten en dieren, maar ook het dagelijks leven in 1867. In het rustige stadje Buren is het de vrijdagmarkt die leven brengt. Maar belangrijker is de paardenmarkt als volk uit binnen en buitenland naar Buren komt. Bekijk het gedicht dat is gepubliceerd in Buren verteld(t) - Canon van Buren.
Voorgangers
Al voor de dichtende dokter G. Ribbius (1825-1879) zijn gedicht over Buren schrijft, is zijn naam bekend in de stad. Johannes Hermanus Ribbius (1610-1656) is van 1638-1642 predikant in Buren en hij schrijft ondermeer een lofzang bij het overlijden Frederik Hendrik in 1647. En er zijn meer dichters.
Sibylle van Griethuysen
Bijzonder is de 17e eeuwse vrouwelijke schijfster en dichteres Sibylle van Griethuysen (1621-1699). Zij is geboren in Buren als negende kind van een doopsgezinde glazenmaker maar beheerst wel de talen Latijn, Frans en Spaans. Na haar huwelijk verhuist zij naar Friesland waar zij zich begeeft in literaire kringen. Na het overlijden van haar man, in 1667, keert zij terug in Buren. Na een tweede huwelijk verhuist zij naar Veenendaal waar zij in 1699 sterft.
Op de Kusjes Van den Heer Advokaat Blasius
Veel-Blaasen loss'en ydle wind;
En schenkken dorr' en soore blaaden,
Maar Blasius, mijn wijse Vrind,
Doet Celestyn in Kusjes baaden.
Sibylle van Griethuysen, in: Joan Blasius, Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne, Baltes Boekholt, Amsterdam 1663
Van 1765 tot 1771 woont in Buren de dichtende predikant: Izaak van Nuyssenburg (1738-1773). Veel is niet bekend over hem. Hij trouwt twee keer in Buren: in 1766 met Anna Maria de Bruijn en drie jaar later met Gerritje van Stuijvenberg.
Aan Liberius, ijverigen voorstander der heidensche fabelkunde.
Gij hebt gelijk, Libeer! schoon een gefronst gelaat
De nutte Fabelleer, te onzinnig, pleegt te wraken,
Ziet zulk een, die zijn' geest door beter vuur voelt blaken,
Door all die nevels heen den schoonsten dageraad:
De ware Wijsheidsvriend weet dat geheim te peilen,
En vormt daar uit, naar eisch, een zedelijk kompas,
Waaröp de schrandre geest, door's weerelds woesten plas,
Langs klip, en bank, en zand, de haven kan bezeilen:
Izaak van Nuyssenburg, in: Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde,
Utrecht, 1775
Dichtende opzichter
De dichter H.A. van Langelaar (1809-1851) stamt uit een Burens geslacht en woont in de Rodeheldenstraat. Hij is ondermeer secretaris van het Polderdistrict van Buren en opzichter van de Konings Particuliere Domeinen. Daarnaast is hij actief bij de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Hier een deel uit zijn romantische gedicht 'De Harpenaar', geschreven in Buren in 1832.
De Harpenaar
Heel ver, zoo ver als men in twee, drie dagen
Van uit de Betuw reizen kan,
In Rijnsburg….. ,, Rijnsburg? " zult ge vragen,
,,Waar ligt die stad, dat dorp, die buurt of polder dan?
Ik hoorde er nooit te voren van"
Ja, lezer, om er ook maar rond voor uit te komen,
Ik ben er nooit geweest , maar, naar ik heb vernomen,
Zal 't aan den over van den Rijn
Wie hier of daar te vinden zijn,
Daar woonde een meisje,
Een meisje lief en Schoon en minnelijk van aard,
Zoo net, zoo vlug, zoo fraai, zoo ….. inderdaad een reisje
Te voet naar Rijnsburg waard;
In: Vaderlandsche letteroefeningen, Deel 2, 1832
Auteur: Coosje Berkelbach