Op 1 maart 1784 bezwijken de Waaldijken. In drie dagen tijd ontstaat een enorme overstroming. Gelukkig heeft de Diefdijk het gehouden, maar de hele Tielerwaard, Neder- en Over Betuwe en een groot deel van het Land van Maas en Waal staat onder water. Ongeveer 72 dorpen met tussen de 50.000-60.000 inwoners worden door de watervloed getroffen. Ook het graafschap met de dorpen en de stad Buren ontkomen er niet aan. Soms staat het water bijna drie meter hoog.
De magistraat besluit de noodklok te luiden en uit voorzorg de riolen af te sluiten. Burgemeester Jan van Erichem stelt een aan hem behorende grafsteen ter beschikking om op de houten brug te leggen om wegspoelen te voorkomen. Anderen stellen hun schuiten beschikbaar om de bewoners en vee van de dorpen naar hoger gelegen plaatsen, veelal de kerk en vloedschuren, te brengen en hen van voedsel, brandstof en drinkwater te voorzien.
Alles kwijt
Het lichaam van Neeltje Stam kan door het hoge water niet begraven worden en wordt voorlopig in de Burense kerk bewaard. Caatje van Gent uit Tricht was alles kwijt en vroeg steun, waarop de magistraatsleden besluiten 'haar uyt een ieders zak iets te geeven'.
Een vrijwel onleesbare vloedsteen in een huis op de hoek Herenstraat/ Kerkstraat herinnert aan deze rampen die Buren regelmatig teisterden.
Evacuatie 1995
Eind januari 1995 worden 250.000 mensen uit het Rivierengebied geëvacueerd vanwege gevaarlijk hoge waterstanden in de grote rivieren. Gelukkig loopt het met een sisser af en kan iedereen naar huis terugkeren.
Auteur: Wim Veerman