Gas, licht en water

In de negentiende en twintigste eeuw brengen verschillende voorzieningen die we nu als vanzelfsprekend ervaren belangrijke verbeteringen in de leefomstandigheden van mensen.

In 1867 wordt de gasfabriek van Nijkerk feestelijk in gebruik genomen. In het begin wordt het gas vooral gebruikt voor de straatverlichting. Dit betekent het einde van de onbetrouwbare en walmende olielantaarns in het centrum. Het gas wordt gewonnen uit steenkool en wordt opgeslagen in grote ronde gashouders. Later wordt het gas ook gebruikt voor verlichting in huis en om op te koken. In 1900 hebben bijna tweehonderd gezinnen een gasaansluiting; in 1950 zijn dat er al 1570. In 1955 wordt het steenkoolgas vervangen door het schonere en goedkopere aardgas.

In 1898 worden aan de Westkadijk, in opdracht van de gemeente, het waterpompstation en de watertoren gebouwd. Er wordt een bron geslagen waaruit grondwater, na zuivering, in het reservoir bovenin de watertoren gepompt wordt. Door het hoog geplaatste reservoir ontstaat voldoende, gelijkmatige druk voor de waterleiding. Mensen krijgen zo zuiver water thuis, in plaats van het vervuilde water uit de Brede Beek of uit eigen putten. De waterleiding en de later aangelegde riolering zorgen voor een enorme vooruitgang in de gezondheid van mensen. In 1924 krijgt Nijkerk elektriciteit.

 

Leestips:

  • Dion van Hooren, ‘Het gemeentelijk gas- en waterbedrijf’, Oud Nijkerk. Tijdschrift van de Stichting Oud Nijkerk jaargang 28, nummer 3 (2009) 5-12.
  • Jac. Cozijnsen-Petersen en Gé Verhoog, Nijkerk in vertellingen (Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1978).

 

Rechten

Museum Nijkerk, CC-BY-NC