Met de komst van Karel de Grote werd het christendom met ijzeren hand verspreid en in 785 het verbranden van doden verboden. Alleen bij epidemieën of na grote veldslagen mocht verbranding nog worden toegepast. Het begraven gebeurde aanvankelijk nog buiten de nederzetting, maar na enige tijd ging de voorkeur uit naar een graf in of naast de kerk. Zo ontstond het kerkhof. Van de Petruskerk in Spankeren is bekend dat ook het 'gewone volk' in de kerk werd begraven. Deze anonieme graven werden met tegels afgesloten; de dure graven kregen meestal een rijk versierde hardstenen plaat.
De vele adellijke families bezaten eigen grafkelders: bewoners van kasteel Rosendael en Biljoen zetten hun doden bij in de kerk 'de Oude Jan' in Velp. In Ellecom kan de grafkelder van Middachten nog via een toegang aan de buitenzijde van de kerk worden betreden. De bewoners van de Gelderse Toren bezaten een grafkelder in de kerk van Spankeren. Later werden er ook grafkelders op de begraafplaatsen aangelegd.
Het begraven gebeurde niet altijd zorgvuldig zodat er stankoverlast was. In 1724 leidde dat tot het opstellen van een reglement door het schoutambt Rheden. Maar de problemen bleven. Bij Koninklijk Besluit van 1829 werd daarom het begraven in kerken en het aanleggen van begraafplaatsen binnen de bebouwde kom verboden. Het resultaat was dat door de gemeente en verschillende kerkbesturen percelen werden aangekocht om begraafplaatsen aan te leggen.
De kerkenraad van de Oude Jan richtte in 1836 een begraafplaats in aan de Reinaldstraat te Velp. Pas in 1913 werd de 24 ha. grote Algemene Begraafplaats Heiderust in Rheden in gebruik genomen. De eerste Algemene Begraafplaats van de gemeente ontstond echter al in 1842 in Dieren. Het ontwerp van dit complex, karakteristiek voor de romantische stijlperiode, wordt toegeschreven aan de beroemde tuinarchitect J.D. Zocher jr. Door ruimtegebrek kwam er in 1932 een nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Imboslaan met een bijzonder gedeelte, waar de graven opgaan in de natuur. Kenmerkend voor een algemene begraafplaats zijn de aparte gedeelten voor de verschillende gezindten.
Gezien de traditie en de verzuiling werden ook door de kerkbesturen van de Hervormde Gemeente van Rheden (1872) en Ellecom (1874) begraafplaatsen aangelegd. Soms was het moeilijk om hiervoor een goede plek te vinden. In Ellecom stelde graaf Bentinck uiteindelijk een stuk grond beschikbaar langs de spoorbaan. De katholieke kerken kregen een eigen begraafplaats aan de Bergweg in Velp (1874), in De Steeg (1911) en in Dieren (1871). In Spankeren bleef alles bij het oude; hier wordt nog altijd op het kerkhof begraven. In Dieren ligt ook de enige (uit 1892 stammende) joodse begraafplaats van de gemeente.
Door het verbod op begraven in en rond de kerken ontstond opnieuw belangstelling voor crematie. Voorstanders, veelal medici, stelden dat het verbranden van overledenen van belang was voor de bestrijding van epidemische ziekten. Maar de Begrafeniswet uit 1869 bepaalde dat alle overledenen begraven dienden te worden. Hiermee bleef cremeren verboden. Pas in 1913 werd in Driehuis een crematorium gerealiseerd. Opmerkelijk is dat het gemeentebestuur in 1917 een naast Heiderust gelegen perceel kocht en aanbood aan de Vereniging voor Lijkverbranding. De gemeente zou wel mee willen werken aan de vestiging van een crematorium daar, als de vereniging het terrein tenminste geschikt vond. Dat heeft geen vervolg gekregen, omdat cremeren formeel niet toegestaan was. Toch was de interesse voor crematie groot en met de komst in 1954 van een tweede crematorium in Dieren, werd het gemakkelijker om hiervoor te kiezen. Vanaf 1955 is cremeren wettelijk mogelijk en sinds 1968 werd het eindelijk gelijk gesteld aan begraven.
Auteur: Adriane Colenbrander