Het kanaal vervulde een belangrijke functie voor de aanvoer van grondstoffen voor ruim 60 papierfabrieken. Ook voor de aanvoer van bouwmaterialen voor o.a. de bouw van de Grote Kerk van Apeldoorn en de aanleg van de Rijksstraatweg Apeldoorn-Arnhem. Echter, het kanaal stopte in Apeldoorn waardoor de scheepvaart weinig rendabel was en de zuidelijk van Apeldoorn gelegen plaatsen niet konden profiteren van een goede vaarroute.
Aan het tracé van het 23 km lange zuidelijke deel van Apeldoorn naar Dieren tussen 1858 en 1865 gingen discussies vooraf. Er is zelfs een tracé Apeldoorn via Klarenbeek naar Brummen voorgesteld. Rijkswaterstaat wilde de monding van het kanaal zoveel mogelijk stroomopwaarts hebben om bij lage waterstanden, via het Apeldoorns kanaal, een alternatieve route te kunnen bieden voor de scheepvaart naar de kop van de IJssel. Hierdoor ontstond een tracé met bochten langs de puinwaaiers (waaiervormige afzettingsgesteenten uit de ijstijd) van de Veluwezoom. In 1865 was het kanaal gereed maar het waterpeil kwam niet hoger dan 60 cm. Voor meer aanvoer van water werden vervolgens beken omgelegd en sprengen gegraven. Met de aanleg van de Vrijenbergerspreng, inclusief bijbehorende aanleg van de waterval bij Loenen, werd uiteindelijk in 1874 het probleem goed opgelost. Het hoogteverschil van 8 tot 10 meter bij Dieren werd met een drietrapssluis overwonnen, een waterbouwkundig hoogtepunt. Gemiddeld werden in de glorietijd, met deze in 1868 geopende sluis, tot circa 30 schepen per dag handmatig geschut. Met de komst van de grotere stoomboten waren de afmetingen van het kanaal te klein en werd vanaf 1878 het noordelijke kanaalgedeelte vergroot van 6 naar 12 meter. Schepen tot 200 ton konden daarna het hele kanaal bevaren. In 1923 werd bij de sluis te Dieren een elektrisch pompstation gebouwd om, indien nodig, water van de IJssel in het kanaal te kunnen pompen. In mei 1940 werden dit pompstation en de kanaalbruggen door Nederlandse troepen opgeblazen. Na reparatie werden de kanaalbruggen in 1945 weer vernield, maar toen door de terugtrekkende Duitse troepen.
Na de Tweede Wereldoorlog wilde men het kanaalgedeelte van Dieren tot Apeldoorn verruimen tot 600 tons schepen. Bij Dieren werd daarvoor tussen 1955-1957 een begin gemaakt door een nieuwe betonnen sluis te bouwen met een sluiskolk van 7,50 x 75 m. Deze sluis kon in een keer het hoogteverschil van ± 10 meter overwinnen. Al deze investeringen konden echter de geleidelijke teruggang in de kanaalscheepvaart niet voorkomen. De schaalvergroting in de scheepvaart, de concurrentie van de in 1887 aangelegde spoorlijn Dieren-Apeldoorn-Hattem maar vooral het verbeterde wegennet, vormden belangrijke redenen tot sluiting van het noordelijk deel van het kanaal in 1962 en het zuidelijk deel in 1972. In 1997 werd het kanaal overgedragen aan het Waterschap Veluwe.
Dankzij het kanaal ontstond er aan weerszijden van het kanaal in Dieren en Spankeren nieuwe bedrijvigheid. Bekend was het fabriekscomplex van de emailleerfabriek Edy dat aan honderden mensen werk bood. Ook nu nog zijn veel bedrijven in Dieren en Spankeren in de kanaalzone gevestigd.
Het Apeldoorns kanaal vertegenwoordigt een economische waarde voor recreatie en toerisme. Het gebruik van het oude jaagpad als fietspad is daar een voorbeeld van. Daarnaast is het water goed als grondstof voor drink- en industriewatervoorziening. Ook heeft het kanaal een belangrijke natuurlijke en landschappelijke functie die mogelijkerwijs in de toekomst als beschermd structuurelement een nieuwe plaats kan verkrijgen. Ten slotte zijn er nog steeds plannen om het kanaal (gedeeltelijk) bevaarbaar te maken voor de pleziervaart.
Auteur: Jan Jansen