Achter de namen van de personen of erven staat de naam van de leenheer, meestal een graaf, onder wie het erf als erfgoed viel. Bij de meesten staat de graaf van Gelre. De andere leenheren zijn die van Voorst, Borculo, Ruurlo en Wisch. Voor het gebruik van de grond moesten de gebruikers belasting betalen, de zgn. thijns. Dit gebeurde ook wel in natura in de vorm van graan, vee, gevogelte en bijenwas.
Daarnaast moesten ze ook diensten verrichten, waaronder de krijgsdienst, hetgeen uit deze lijst blijkt. Of ze hun lans (piecke) en borstwering van hun heer kregen of zelf moesten (laten) maken is niet bekend, maar waarschijnlijk het laatste.
Inden kerspel van Roderloe
piecke ende borste
die Worme Gelren
Johan ten Elsschaete Vorst
Godekamp Gelren
Johan ten Rykenberghe Gelren
Lindenschaete Gelren
Langen Gelren
Lutteken Brincke Gelren
Gerbeldinck Gelren
Grote Luesinck Gelren
Lutteken Luesinck Gelren
Nyenhuys Gelren
Henric tho Palhaer Gelren
Fente? Gelren
Hagenbeke Gelren
Gert ten Knuve Gelren
Zellen Boef? Borclo
Kerffich die Bouman Gelren
Bernt ter Haer Gelren
Gert ter Haer Gelren
Liefert Ffikinck Roderloe
Gosen ten Brincke Gelren
Luesinck Kinder Wissche
Uit: in Onder d'n Kroezeboom nr. 23-1 (2007).