In de heiligenlegende van Willibrord beschrijft Alcuin een visioen dat Willibrords moeder voorafgaand aan zijn geboorte kreeg. Zij zag de nieuwe maan die uitgroeide tot een volle maan. Terwijl zij aandachtig toekeek, viel de volle maan in haar mond. Zodra zij de maan had ingeslikt, begon zij van binnenuit met een heldere glans te stralen. Het idee dat vrouwen de maan opaten, is een heidens idee. Niettemin waren de ouders van Willibrord christelijke Angelsaksen. Zijn vader, Wilgis, stichtte een klooster bij de rivier de Humber waar hij op het einde van zijn leven als monnik woonde.
Willibrord werd in 658 geboren. Als jongen van ongeveer zes jaar stuurden zijn ouders hem naar het klooster Ripon om daar verder te worden opgeleid. Hij bleef tot 678 in Ripon, een van oorsprong Iers klooster.
In 678 vertrok Willibrord naar het Ierse klooster Rathmelsigi. De abt van dit klooster was de Angelsaks Egbert. De abt was sterk betrokken bij de kerstening van overzeese volkeren. De eerste zendeling die hij stuurde was Wigbert, maar die had geen succes. In 690 volgde Willibrord met elf metgezellen. Alcuin van York schrijft in de levensbeschrijving van Willibrord dat hij de Rijn opvoer naar het castellum van Utrecht. Het is echter waarschijnlijk dat Utrecht in 690 nog in Friese handen was. Het lijkt er meer op dat Willibrord in Antwerpen is aangekomen en van daar naar het hof van Pippijn doorreisde.