De Spaanse successieoorlog was tien jaar eerder begonnen met als inzet de opvolging (successie) op de Spaanse troon. Op 1 november 1700 was koning Karel II uit het huis Habsburg kinderloos overleden. In zijn testament had hij de tweede kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV tot enig erfgenaam aangewezen. De Duitse keizer Leopold I (uit een andere tak van het huis Habsburg) maakte echter ook aanspraak op de Spaanse kroon voor zijn zoon Karel. Hij kreeg steun van koning-stadhouder Willem III, die Franse overheersing vreesde en een bondgenootschap, de Haagse Alliantie, smeedde.
De oorlog, die nu uitbrak, speelde zich af op vele fronten: in de Zuidelijke Nederlanden, langs de Rijn, in Italië, Spanje, in Noord- en Zuid-Amerika, tot in Afrika en Azië, een ware wereldoorlog. Omdat Lodewijk XIV gold als een verwoed verbreider van het katholicisme, vormde de Spaanse Successieoorlog de slotfase van de godsdienstoorlogen die in de zestiende eeuw waren begonnen.
Door het onverwachts overlijden van Willem III voerde niet hij, maar de veldheren Marlborough en Eugenius van Savoye de geallieerde legers aan. Dat deden zij met succes, maar een beslissing wisten zij niet te forceren. Na 1710 nam de oorlogsmoeheid toe en in januari 1712 begonnen serieuze vredesonderhandelingen in Utrecht.