Pieter Philip Jurriaan Quint Ondaatje was afkomstig van het eiland Ceylon, in de achttiende eeuw een Nederlandse kolonie. Hij werd op 18 juni 1758 geboren in Colombo als zoon van Willem Jurriaan Ondaatje en Hermina Quint. Zijn vader was een Tamil, die in Utrecht theologie had gestudeerd en predikant was geworden bij de Hollandsche, Tamulsche en Portugeesche Gereformeerde Gemeente. Tijdens zijn verblijf in Nederland had hij de Amsterdamse Hermina Quint ontmoet en was met haar getrouwd.
Het was de bedoeling dat hun zoon ook theologie zou gaan studeren. Daarom werd hij naar zijn grootouders in Amsterdam gestuurd om de Latijnse school te volgen. Vervolgens schreef hij zich in bij de Utrechtse universiteit. Hij switchte echter al snel naar rechten. Van studeren kwam niet veel omdat de politieke actie al zijn tijd opeiste. Hij woonde op kamers aan de Lange Nieuwstraat, waar medebewoner Jacobus Bellamy klaagde over de luide vergaderingen. Dat stoorde hem bij zijn dichtwerk.
Dat Ondaatje een Tamilachtergrond had, vormde geen beletsel voor de prominente rol die hij kon spelen. Zijn donkere huidskleur was echter een dankbaar onderwerp voor zijn politieke tegenstanders. In hun schimpdichten heette hij 'een zwart ondier vol lastervonden' en 'een vreemdeling uit slavenland'.
Hoewel Ondaatje volledig geïntegreerd was in de Nederlandse maatschappij en ook met een Nederlandse trouwde, bleef het land van herkomst trekken. Na terugkeer uit Franse ballingschap in 1795 hield hij zich als ambtenaar bezig met koloniale zaken. Hij wilde ook terug naar de Oost. Naar Ceylon ging niet meer, omdat het eiland in 1802 aan de Britten werd afgestaan. Uiteindelijk vertrok hij in 1815 naar Batavia om lid van de Hoge Raad van Justitie te worden. Die loopbaan duurde maar kort: op 30 april 1818 stierf hij aan de gevolgen van een beroerte.