Het gebied dat we nu België en Nederland noemen, heet in de zestiende eeuw nog de Nederlanden. De Spaanse koning Filips de Tweede wordt in 1555 de baas over deze Nederlanden. Maar steeds meer mensen in de Nederlanden zijn het niet eens met de manier waarop Filips het land bestuurt. Ze willen dat hij minder streng is tegen 'ketters', mensen die kritiek hebben op de rooms-katholieke kerk. Bovendien willen ze dat de steden en edelen hun eigen bestuur en speciale rechten mogen houden.
Na de Beeldenstorm in 1566 stuurt Filips de hertog van Alva naar de Nederlanden. Hij moet orde op zaken stellen en iedereen straffen die er ook maar iets mee te maken heeft gehad. Hiertoe stelt Alva de 'Raad van Beroerten' in. Deze raad, die door de mensen ook wel de 'Bloedraad' wordt genoemd, zorgt ervoor dat ruim elfduizend mensen uit de Nederlanden worden weggestuurd en meer dan duizend mensen terecht worden gesteld.
De leider van de opstand tegen de Spanjaarden, Willem van Oranje, ontvlucht na de Beeldenstorm de Nederlanden en probeert vanuit Duitsland een einde te maken aan de regering van Alva. De mensen die met Willem van Oranje tegen het bewind van Alva vechten worden watergeuzen genoemd. In 1572 raakt een schip vol watergeuzen onverwachts in een storm verzeild. Ze komen per ongeluk terecht voor de haven van het stadje Den Briel. Als de watergeuzen horen dat de Spaanse soldaten op dat moment de stad uit zijn en Den Briel dus niet verdedigd wordt, nemen ze in naam van Willem van Oranje de stad in.
Den Briel is de eerste stad in de Nederlanden die zich tegen koning Filips de Tweede verklaart. Andere steden volgen dit voorbeeld van Den Briel. De opstand breidt zich nu snel uit over de Nederlanden.