Op 14 juli 1858 werd de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (VORG) opgericht. De naam van de nieuwe vereniging liet aan duidelijkheid niets te wensen over. De initiatiefnemers waren vijf leden van de Staten van Overijssel, allen juristen afkomstig uit voorname Overijsselse geslachten. Een rechtenstudie vormde indertijd de aangewezen opleiding voor jongemannen met maatschappelijke ambities. Geen wonder dat de historische belangstelling van de verenigingsleden in het bijzonder uitging naar het in de Bataafs-Franse tijd afgeschafte inheemse recht. De opzet van de vereniging met een zomer- en wintervergadering, stevige redevoeringen en diverse commissies, leek op die van de provinciale staten. De VORG heeft dankzij vele publicaties, een imposante verzameling historische documentatie en voorwerpen, en diverse belangwekkende initiatieven, veel bijgedragen aan de geschiedschrijving en het cultuurhistorisch bewustzijn in Overijssel.
Geschiedkundig Overijssels Museum
Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan organiseerde de VORG een Geschiedkundig-Overijsselsche Tentoonstelling in het Gouvernementsgebouw te Zwolle. De Commissaris des Konings in Overijssel, Johan Herman Geertsema (1816-1908), zei in zijn openingswoord: "Wij kinderen van de 19e eeuw, we leven in een tijd van haast, van rustelooze, van onrustige haast. 't Is al veel, als we nu en dan eenige oogenblikken stilstaan bij het heden; meestal zijn we met onze gedachten, onze wenschen en begeerten in de toekomst; aan 't verleden wordt door slechts weinigen voortdurend gezette aandacht geschonken." De tentoonstelling bleek brede belangstelling te wekken en vormde de aanleiding voor de stichting van een eigen museum, waarin de historische collecties van de vereniging werden ondergebracht. Het Geschiedkundig Provinciaal Overijssels Museum vond onderdak in het Drostenhuis aan de Melkmarkt te Zwolle. In 1996 ging de inmiddels zelfstandige instelling verder als Stedelijk Museum Zwolle.
Behoud landelijk en stedelijk schoon
De VORG stond ook aan de wieg van Het Oversticht, een "genootschap tot bevordering en instandhouding van het landelijk en stedelijk schoon in de provincie Overijssel", opgericht in 1925. Zaken als infrastructurele vernieuwingen, stads- en dorpsuitbreidingen en massale heideontginningen tastten het landschap in hoog tempo aan. De dochterinstelling wilde niet zozeer het tij keren, als wel in goede banen leiden. Dat deed zij onder meer met een publicatie met de veelzeggende titel Overijssel: hoe het bouwt. Dikwijls goed, dikwijls fout. De bevoogdende toon maakte in de loop van de tijd plaats voor een meer professionele opstelling als adviseur van gemeentelijke overheden voor welstands- en monumentenbeleid. De werkelijke klaroenstoot voor het behoud van "het stedelijk schoon" werd gegeven in de jaren zestig en zeventig, toen een combinatie van ernstige verloedering en drastische stedenbouwkundige plannen het karakter van menig historisch stadscentrum dreigde aan te tasten. Dankzij diverse bewonersinitiatieven konden veel stadswijken opgeknapt en verdere sloop voorkomen worden. Hoewel in Overijssel evengoed veel nieuwbouwwijken, industrieterreinen en asfaltwegen aangelegd zijn, bleef ook in het buitengebied naar Nederlandse maatstaven redelijk veel "landelijk schoon" behouden. Het cultuurhistorisch erfgoed draagt in niet onbelangrijke mate bij aan de aantrekkingskracht van de provincie.