Onder bescherming van de Frankische
machthebbers probeerden Angelsaksische missionarissen in de
Nederlanden het christendom te verspreiden. De veengebieden van het
Land van Vollenhove bleven lange tijd moeilijk toegankelijk voor de
missie. De kerstening kan hier uit verschillende richtingen zijn
gekomen: over land met Willehad vanuit Drenthe en met Liudger
vanuit Westfalen, of over water vanuit het westen via het
Almere.
Bisdom Utrecht
De Engelse priester Willibrord begon in 690 te Utrecht een missiepost en bezette in 695 als bisschop voor de Friezen als eerste de bisschopszetel van Utrecht. Als gevolg van de invallen van de Vikingen werd de bisschopszetel van Utrecht een paar maal verplaatst. Kort na 918 vestigde bisschop Balderik zich weer in Utrecht. De meeste kerken in het bisdom zijn neergezet door Frankische en lokale grootgrondbezitters. Maar ook de Utrechtse bisschop zelf liet er veel bouwen.
Sint Nicolaasparochie
Vollenhove
Tot het bisschoppelijk verblijf in Vollenhove hoorde een kapel. Voor de bewoners van de ernaast gelegen nederzetting tufstenen kerkje gebouwd. Tussen ongeveer 1450 en 1485 maakte dit kerkje plaats voor de huidige Grote of St.-Nicolaaskerk. In 1354 verkregen de bewoners van het kerkdorp stadsrecht. De bouw van de Mariakerk, een eigen stadskerk gewijd aan Maria, kwam in 1423 gereed. Buiten de Landpoort Optenkamp was er rond 1050 een leprozerie voor melaatsen met een kapel gewijd aan Lazarus. Tot het in 1370 gestichte gasthuis voor ziekenverzorging behoorde de Heilige Geestkapel. De moederkerk van Vollenhove had als dochters Wanneperveen, Baarlo/Blokzijl en Beulake. Als afsplitsing van Wanneperveen ontstond later nog Zwartsluis.
Sint Clemensparochie Steenwijk
In de bodem onder de St.-Clemenskerk van Steenwijk zijn bij de laatste grote restauratie sporen van een nog vroeger houten kerkje gevonden. Het godshuis had dochterkerken tot over de grenzen met Friesland en Drenthe. De kerk werd in 1141 onder druk van de bisschop afgestaan aan de Mariakerk van Ruinen, en in 1296, inmiddels weer een zelfstandige parochie, verheven tot kapittelkerk. Voorts is in Steenwijk begin 15de eeuw de Onze-Lieve-Vrouwekerk gebouwd. Bij het St.-Catharinagasthuis heeft een kapel gestaan.
Sint Stephanusparochie IJsselham
De kerk van Silehem (IJsselham), met als patroon St.-Stephanus, ressorteerde onder de St.-Odulphusabdij van Stavoren, zo blijkt uit een lijst uit 1132. De kerk van Silehem is gesticht als bisschoppelijke eigenkerk aan de Zuiderzeekust ten behoeve van de landontginning. Naderhand schoof de kerk met de ontginners landinwaarts op, totdat zij uiteindelijk aan de Hoogeweg - de Torenakker - terechtkwam. Bisschop Frederik van Blankenheim doopte in 1418 de oude locatie om tot Blankenham. Silehem was moederkerk van de St.-Nicolaaskerken te Scheerwolde en Blankenham en wellicht ook van de St.-Nicolaaskerk te Kuinre. In 1296 kwam de relatief kleine moederparochie IJsselham onder de kapittelkerk vanSteenwijk, evenals Vollenhove in 1350.
Oerparochies
Vollenhove, Steenwijk en IJsselham
vormden in het Land van Vollenhove de oudste kerkgemeenschappen,
oftewel oerparochies. In het Vollenhoofse kernland
was de eerste de moederkerk; in het Ommeland van Vollenhove waren
de twee laatstgenoemde dat. De streek herbergt vandaag de dag nog
een rijke verscheidenheid aan middeleeuwse kerkgebouwen. De drie
meest opmerkelijke zijn de Grote of St.-Nicolaaskerk te Vollenhove,
een tweebeukige hallenkerk met houten tongewelven in visnetpatroon,
de Grote of St.-Clemens-kerk te Steenwijk, een driebeukige
hallenkerk met zeer hoge toren, en het kerkje te Paasloo, waarvan
het schip is opgezet met een gebint, zoals van een
boerenschuur.
Van kloosters in strikte zin was in deze streken geen sprake. Wel
waren op de Sint Janskamp (het latere Sint Jansklooster) en vlak
buiten Vollenhove een mannen- en vrouwenconvent van
tertiarissen, die leefden volgens een minder strakke
kloosterregel, in de geest van de Moderne Devotie.