Dé Steenwijkerlander bestaat niet

Politiek, religie en demografie in het Land van Vollenhove

Tijd van wereldoorlogen

Wie de in kaart gebrachte uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 1918 in het Land van Vollenhove bekijkt, valt direct de grote politieke verschillen tussen de diverse gemeenten op. Steenwijk en Giethoorn kleuren rood vanwege de winst van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Kuinre, Blankenham, Steenwijkerwold en Stad Vollenhove zijn in lichtblauw weergegeven: daar werd de Liberale Unie de grootste partij. In de donkerblauwe gemeenten Oldemarkt en Wanneperveen voerde de Christelijk-Historische Unie de boventoon en in het groene Blokzijl, Zwartsluis en Ambt-Vollenhove had de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) de meeste aanhangers. De voorkeur voor politieke partijen kan voor een deel worden verklaard vanuit de kerkelijke en sociale structuren in de regio. In het bijzonder het platteland en de meer stedelijke gebieden verschilden van elkaar. Aan het einde van de 20ste eeuw zou dit onderscheid nog altijd voelbaar zijn.

Bevolking

Het Land van Vollenhove telde in 1899 een kleine 28.000 inwoners. Ruim eenderde daarvan woonde in Steenwijk en het omliggende Steenwijkerwold. Andere grotere plaatsen waren Zwartsluis en Oldemarkt, met respectievelijk ongeveer 3.800 en 2.600 ingezetenen. In plattelandsgemeenten als Blankenham, Giethoorn, Steenwijkerwold, Ambt Vollenhove en Wanneperveen was het merendeel van de bevolking werkzaam in de landbouw en veehouderij. In de meer stedelijke gebieden van Steenwijk, Blokzijl, Stad Vollenhove en Zwartsluis werkte men vooral in de handel, visserij, scheepsbouw of hout- en meubelindustrie. Ook woonden er veel huisbedienden, in dienst van de burgerij. Verveners waren het meest te vinden rondom Oldemarkt, Steenwijk en Steenwijkerwold. Gedurende de 20ste eeuw groeide het aantal inwoners gestaag naar ongeveer 35.000 in 1947, 40.000 in 1971 en ruim 50.000 in 2010. Steenwijk ontwikkelde zich tot hét economische centrum van de regio. In de stad waren omstreeks de jaren zeventig verreweg de meeste arbeidsplaatsen in zowel de industrie- als de dienstensector. De landbouw bleef in Blankenham, Giethoorn, Steenwijkerwold en Ambt Vollenhove een voorname bron van bestaan.

Religie

In 1899 behoorde de meerderheid, ruim 66 procent, van de inwoners van het Land van Vollenhove tot de Nederlandse Hervormde Kerk. De overige bevolking was vooral gereformeerd (14,8 procent), rooms-katholiek (7,4 procent) of doopsgezind (5,1 procent). Kerkscheuringen en het proces van secularisering maakten dat zo'n zeventig jaar later de kerkelijke kaart van de regio veel meer versnipperd was. Hoewel in 1971 in iedere gemeente de Nederlandse Hervormde Kerk nog steeds de grootste geloofsgemeenschap vormde, was met 44,9 procent van de bevolking in het Land van Vollenhove haar ledental behoorlijk geslonken. In Wanneperveen (74 procent), Blankenham (69 procent), Kuinre (60 procent) en Oldemarkt (59 procent) hadden de hervormden relatief de meeste aanhang. De Gereformeerde Kerk had naar verhouding veel leden in Zwartsluis (34 procent), Blokzijl (21 procent) en Stad en Ambt Vollenhove (19 procent), waar eveneens de grootste Gereformeerd Vrijgemaakte Kerk (15 procent) bestond. Van de rooms-katholieken woonde het merendeel in Steenwijkerwold (21 procent) en Oldemarkt (17 procent). Behoorde in 1899 nog slechts 2,3 procent van de inwoners van het Land van Vollenhove niet tot een kerkgenootschap, omstreeks 1950 was dit 15,4 procent, terwijl het aantal in 1971 verder was gegroeid naar 23,2 procent. In Giethoorn woonden de meeste niet-kerkelijken, ongeveer de helft van de bevolking, gevolgd door Steenwijk met ruim eenderde. De ontkerkelijking had het minst toegeslagen in Stad en Ambt Vollenhove. Slechts 8 procent van de inwoners was er in 1971 niet lid van een kerkgenootschap.

Politieke voorkeur

De demografie en kerkelijke structuren komen voor een deel terug in de politieke voorkeur. Tot 1918 werd vanuit het kiesdistrict, waar het overwegend Nederlands hervormde Land van Vollenhove onder viel, veelal een protestants-conservatief lid naar de Tweede Kamer afgevaardigd, zo nu en dan afgewisseld met een liberale kandidaat. Daarna waren bij de Tweede Kamerverkiezingen tot en met 1972 de CHU en de ARP doorgaans de grootste partijen in Blankenham, Oldemarkt, Stad en Ambt Vollenhove, Wanneperveen, Steenwijkerwold en Zwartsluis, overeenkomstig het meer landelijke en protestantse karakter van deze gemeenten. Het meer seculiere Giethoorn en Steenwijk waren "rode nesten". De SDAP en later de Partij van de Arbeid (PvdA) behaalden er steevast de meeste stemmen. In Kuinre en Blokzijl waren de verhoudingen minder duidelijk. Vóór de Tweede Wereldoorlog stemden de inwoners er over het algemeen op de ARP of CHU. Daarna was de PvdA vaak de grootste, zij het met een miniem verschil met de confessionele partijen.

Gezamenlijke identiteit?

Na een gemeentelijke herindeling in 1973 bleven er nog drie gemeenten over in het Land van Vollenhove: Steenwijk, Brederwiede en IJsselham. Het Christen Democratisch Appèl (CDA), dat geografisch gezien altijd een relatief grote aanhang had in plattelandsgemeenten, behaalde vaak de meeste stemmen in IJsselham en Brederwiede. De PvdA, met een traditioneel sterke aanhang in de steden, was in Steenwijk steevast de grootste partij. Toen in de tweede helft van de jaren negentig het idee opkwam om Brederwiede, IJsselham en Steenwijk samen te voegen, trad het verschil tussen stad en platteland duidelijk naar voren. In een enquête in 1997 onder de inwoners van IJsselham en Brederwiede gaf 62 procent aan veel meer te voelen voor de totstandkoming van een sterke plattelandsgemeente dan voor samenvoeging met Steenwijk. Twee jaar later hield Brederwiede een raadplegend referendum, waarbij maar liefst 87 procent van de bevolking ervoor koos zelfstandig te blijven. Desondanks stemde de Tweede Kamer voor het herindelingsvoorstel en ontstond in 2001 de nieuwe gemeente Steenwijkerland.

De oude tegenstelling tussen stad en platteland is nog steeds actueel: men voelt zich weinig met elkaar verbonden. Er is dan ook (nog) geen sprake van een gezamenlijke Steenwijkerlandse identiteit.