Een havezate is een versterkt huis van een edelman.
Oorspronkelijk waren de bewoners getrouwen van de bisschop van
Utrecht, die landsheer van Overijssel was. In de tijd van de
Republiek (1588-1795) was het bezit van een havezate voor een
edelman voorwaarde voor lidmaatschap van de Ridderschap. Deze
bestuurde samen met de steden Deventer, Zwolle en Kampen de
provincie Overijssel. De eigenaren van havezaten hadden dus veel
macht, ook binnen de lokale gemeenschap waar zij verschillende
privileges genoten. Zo hadden zij in Hellendoorn het recht om de
predikant te benoemen en om bepaalde kerkelijke inkomsten toe te
wijzen aan een begunstigde.
Rond Hellendoorn lagen langs de Regge vier havezaten: Den Dam,
Egede, Rhaan en Schuilenburg. Die laatste was de meest
aanzienlijke.
Ligging
Schuilenburg lag op een zeer gunstige plek: direct aan de Regge
en aan de verbindingsweg van Zwolle naar Almelo, de Twentsche Weg.
Dit waren de belangrijkste handelsroutes tussen Twente en het
gebied rond Zwolle, Hasselt en Kampen. Alle verkeer moest dus langs
Schuilenburg.
De havezate lag ook goed beschut. Het terrein is waarschijnlijk
kunstmatig opgehoogd, want het huis was omringd door een nat en
drassig gebied. Het complex was verder omgeven door twee
rivierbeddingen, waarvan de westelijke arm langs de havezate liep
en de oostelijke verder weg.
Naam en rechten
De havezate Schuilenburg heeft een middeleeuwse oorsprong. De oudst bekende benaming van het huis is Ter Molen. In 1339 verkocht Johan ter Molen het huis, de hof en de molen aan Johan van Almelo, afkomstig uit een zeer invloedrijke Twentse familie. Zijn kleindochter Hadewig trouwde met Zweder van der Schulenborg. Het bezit werd in de loop der jaren uitgebreid met een water- en windmolen. De familie had het water- en windrecht, wat inhoudt dat niemand anders binnen de buurschappen een molen mocht bouwen. Daarnaast bezat de familie het visrecht op de Regge en het recht om zwanen te houden. Dit laatste tot groot verdriet van de boeren, die moesten toestaan dat de zwanen vaak grote schade aanrichtten aan weiland en veldgewas.
Verwoesting en verval
Het huis Schuilenburg werd meerdere malen aangevallen. In 1381
verwoestte de bisschop van Utrecht met behulp van de steden
Deventer, Kampen en Zwolle de versterking, nadat Van der
Schulenborg tegen de bisschop had samengezworen. Tijdens de
Tachtigjarige Oorlog was het huis meerdere jaren in Spaanse handen.
Verschillende troepen trokken in deze periode plunderend door
Hellendoorn en omgeving.
Eind 17de eeuw waren de Van Raesfelts en Van Rechterens de laatste
adellijke bewoners. Het huis werd daarna verhuurd aan werknemers,
zoals commiezen. In 1748 stond het huis echter leeg. Niet lang
daarna was er niet veel meer van over. In 1998 kocht de gemeente
Hellendoorn het terrein aan. De grachten werden uitgegraven en het
terrein werd opnieuw aangelegd, met een brug bij de watermolen en
een boomgaard. Een schuur werd omgebouwd tot Sagenschuur, waar
vondsten zijn uitgestald die in de loop der jaren op het terrein
zijn opgegraven, zoals musket- en kanonskogels, een windvaan en een
ring.