Ontslag voor Jan Bergman

De laatste nachtwacht

Tijd van wereldoorlogen

De nachtwaker was er voor de nachtelijke uren. De bezigheden bestonden niet zozeer uit politiediensten, als wel uit de aankondiging van het verstrijken van de uren en het letten op uitbreken van brand. Straatverlichting bestond aanvankelijk nog niet, want petroleum was niet in gebruik. De woningen waren verlicht door kaarsen of de zogenaamde snotlampen, met raapolie gevuld. Die hadden de onhebbelijke gewoonte om flink te walmen.

"De klok heit twei!"

Aangenaam was het ambt van nachtwacht niet wanneer hij in het holst van de nacht, in het stikdonker, tussen de huizen, schuren en plaggenhopen door zijn weg moest zoeken. Zijn bewapening was de nachtklep en een dikke knuppel. De klep bestond uit een plankje met handvat waarop in het midden een scharnierend houten hamertje was bevestigd. Bij een korte handbeweging maakte dit een scherp klikklakkend geluid. Na driemaal achtereen aldus de aandacht te hebben gevraagd volgde met basstem mededelingen van de tijd, bijvoorbeeld "twei uur heit de klok, de klok heit twei!" Een eind verder werden de aankondigingen herhaald tot de gehele ronde was gedaan. Zo ging het uur op uur. De nachtwacht had ook tot taak bij het afroepen van het uur aan te kondigen of het mooi weer of slecht weer was. De mensen die de volgende dag op reis moesten luisterden aandachtig naar wat de wandelende barometer in de middernachtelijke uren te vertellen had. Het reisgemak werd indertijd sterk bepaald door de weersomstandigheden. Zo kreeg men wanneer er onweer op til was tijdig een waarschuwing. In geval van brand was de nachtwacht verplicht aanhoudend door te klepperen, onder het roepen van "brand, brand!" De man was onmisbaar.

Nevenfuncties

Erg best had de nachtwacht het niet. Zijn inkomen bedroeg f 80,‒ op jaarbasis, zodat hij eigenlijk wel gedwongen was er overdag wat bij te verdienen. Bijvoorbeeld met het 's morgens wekken van sommige dorpelingen, die dit van tevoren hadden verzocht. De opdrachten werden door moeder de vrouw met krijt aan de binnenkant van de deur van de broodspinde of provisiekast genoteerd. Toen er straatverlichting kwam, kreeg de nachtwacht de nevenfunctie van lantaarnopsteker. Kon de veldwachter geen gemeentebodediensten verrichten, dan deed de nachtwacht het wel. Later werd hij voorgoed als zodanig aangesteld. Het aantal betrekkingen breidde zich gestadig uit. Zo was Jan Bergman, de laatste nachtwacht, tevens klokluider, doodgraver, gemeentebode, lantaarnopsteker, omroeper en hulpwachtmeester. In de winter kreeg Jan hulp, in de vorm van een viertal mede-ingezetenen die als bijzondere nachtwacht dienst deden. Twee in de voor- en twee in de nanacht. Zij waren meer in het bijzonder aangewezen om op vreemd gespuis te letten. Jan Bergman kreeg per 1 januari 1909 eervol ontslag. Hiermee hield het ambt van nachtwacht in Holten op te bestaan. In 1932 zou hij ontslag krijgen uit de overige functies. Het nachtelijk geroep en geratel behoorde voorgoed tot het verleden.