Ontstaan van de polder Arkemheen

In 1356 schonk hertog Reinald III van Gelre aan de bewoners van Putten en Nijkerk het recht hun gronden, toen bekend onder de naam "Erckemehen" (nu Arkemheen), te beschermen tegen het zeewater van de Zuiderzee door middel van een dijk. De polder Arkemheen – tegenwoordig nog zo’n 3200 hectare groot – was geboren.

Geboorte van de polder Arkemheen

Na verlening van het ‘dijkrecht’ werd tussen de Laak (bij Nijkerk) en de Schuitenbeek (bij Putten) een dijk van 10 kilometer lang aangelegd. Het toegekende ‘dijkrecht’ bracht plichten voor de grondbezitters met zich mee. Zo moesten zij grond afstaan voor de aanleg van de dijk en deze onderhouden, net als de watergangen en wegen in het gebied. Een polderbestuur regelde namens de grondeigenaren de onderhoudstaken. Het dijkrecht werd in de loop der tijd regelmatig aangepast. Zo werd in 1611 de hoofdelijke onderhoudsplicht – waarbij geërfden zelf met het onderhoud belast waren – door een algemene vervangen.

Bescherming tegen (regen)wateroverschot

Ook van binnenuit werd de polder door water bedreigd. Regenwateroverschot van de polder en de omliggende hogere gronden – voor zover dat niet door veenlagen werd vastgehouden – moest een weg vinden naar de zee. Voor het afwateren van de landerijen in de polder had men tussen 1531 en 1776 acht keersluizen in de dijk aangelegd. In het Putter gedeelte van de polder waren dat de Langeroesluis, de sluis aan het eind van de Schremmersteeg en de Blaakbeeksluis bij het Kerstgensgat. Deze laatste verzorgde vooral de afwatering van de meest oostelijke en wat hoger gelegen gronden van de Putter polder.

Tekort en overschot

Om een zo goed mogelijke afvloeiing van het polderwater via de vaarten te bewerkstelligen moesten het bodempeil in stand worden gehouden, waterplanten worden verwijderd en eventueel worden gebaggerd. Als echter na hevige regenval voor langere tijd de zee opgestuwd werd door de harde noordwestenwind kon men niet afwateren en konden bij waterteveel de lage gedeelten van de polder onder lopen, met alle gevolgen van dien voor de landbouw.

Bij de hoger gelegen gronden in de Putter polder kon het ook wel eens voorkomen dat er bij langdurige droogte te weinig water was. In zulke gevallen moest de afstroom via de spuisluis belemmerd worden door middel van het plaatsen van schotten. Bij zeer grote droogte werd ook wel zeewater ingelaten.

Dit artikel is een bewerking van een artikel van Gérard Hollanders uit Het Putter Stoomgemaal. Parel in de Putter polder (2016). Zie ook de website van Het Putter Stoomgemaal.

 

Rechten

Gérard Hollanders, CC-BY