In het begin van de jaren zeventig van de zestiende eeuw wordt er in onze omgeving hevig gevochten in de strijd van Willem van Oranje tegen de Spanjaarden. Vlaardingen, dat geen stadsmuren heeft, is net als Maassluis eind 1573 in Spaanse handen.
Veel Vlaardingers vluchten naar Schiedam, dat wel ommuurd is. Daar zitten ze tussen twee vuren in; negenhonderd Spaanse soldaten in hun eigen stad en duizend Geuzen in Schiedam. Ook Overschie valt. De Geuzen – de troepen van Willem van Oranje – hebben dan alleen nog Delft, Schiedam en Rotterdam in handen.
Dan trekt Alva zijn troepen terug om in Vlaanderen te vechten en de Geuzen nemen Vlaardingen weer in. Mei 1574 komen de Spanjaarden terug om het gebied te heroveren en ze boeken succes. Willem van Oranje geeft Vlaardingen op.
De Geuzen wijken uit naar de Vijfsluizen in Schiedam. Een dag later, op 2 juni, keren ze nog één keer terug om in opdracht van Willem van Oranje Vlaardingen met de grond gelijk te maken. Bij de Geuzen, zelf ook geen lieverdjes, voegt zich allerlei gespuis dat aan het plunderen slaat. Daarna steken de Geuzen de boel in de fik.
De enorme vuurzee die hierop volgt laat een verwoestend spoor achter. Niet alleen voor de inwoners van Vlaardingen is de stad verloren, maar ook voor de Spaanse bezetter…
In de herfst van datzelfde jaar trekken de Spanjaarden het platgebrande stadje Vlaardingen weer binnen. De inwoners die er nog zijn, vluchten naar Voorne-Putten dat nog in handen van de Geuzen is.
In de zomer van 1575 keren de meeste mensen terug.
Omdat de Geuzen met hun gevolg vanuit de Vijfsluizen de stad binnen waren gekomen, ontstaat het verhaal dat de Schiedammers de stad hebben platgebrand. Daar is dus wel wat op af te dingen. Wel ontstaat er een rivaliteit tussen de steden, maar anders dan vaak gedacht, dateert die pas van de twintigste eeuw.
Periode van herstel
Van de stad is vrijwel niets meer over. Veel inwoners hebben hun bezittingen verloren, de voor de stad belangrijke gebouwen als het stadhuis, de kerk en de visbank zijn verwoest. Boeren zijn door het onder water zetten van de buitengebieden ter verdediging van de stad Leiden hun landerijen kwijtgeraakt. De financiële schade is dus enorm.
Het stadsbestuur moet zelf de kosten van het herstel opbrengen en heft een belasting van zowel de inmiddels elders wonende Vlaardingers als de bewoners zelf. Ook de belofte van de ‘magistraat der stede’ om de stad met haar belangrijke ligging aan de Maze, ‘weder te bevolken, te doen opbouwen en in goeden staat te brengen’ levert geld op.
De stad krijgt namelijk van de prins uitstel van rentebetalingen. Al met al zal het jaren duren voordat de schade weer is hersteld.
Bij de herbouw zullen ongetwijfeld nog bruikbare materialen uit de overblijfselen van de brand gebruikt zijn. Houten huizen zijn eenvoudig te bouwen van het overgebleven materiaal of van hout uit de omgeving. Van de schoongemaakte stenen wordt vanaf 1580 een nieuw stadhuis gebouwd. Het krijgt een torentje, en in 1582 wordt daar, als kroon op het werk, een koperen scheepje op geplaatst.
In 1582 begint men met het herstel van de kerk. Daarvoor wordt een collecte gehouden in de ‘steden, dorpen en vlekken’ van Holland. Maar er zijn meer plaatsen verwoest en met de geringe opbrengst kan alleen het middenschip worden gerestaureerd.
Aangezien het aantal inwoners van de stad enorm teruggelopen is, biedt dat voorlopig plaats genoeg. Met financiële hulp van Vlaardinger-Ambacht wordt de gevangenis herbouwd, want die is in deze tijden hard nodig.
Meester-metselaar Frans Dircksz. Boomgaert
Eén van de bouwers is Frans Dircksz. Boomgaert. In 1580 werd hij poorter (inwoner met rechten en plichten) van Vlaardingen. Hij was toen metselaar van beroep en werkt zich uiteindelijk op tot meester-metselaar. Daarnaast is hij onder meer lid van de vroedschap en hij schopt het zelfs tot burgemeester van Vlaardingen. Hij bouwt huizen volgens een nieuwe methode, namelijk aaneengeschakeld. Ze zijn pas eeuwen later, vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog, gesloopt.