Rond 1750 waren in de gemeente Vriezenveen meer dan 100 handweefgetouwen in de huisweverijtjes in gebruik.Technische ontwikkelingen en de opkomst van de stoommachine zorgden in de 19de eeuw voor industrialisatie van de textielnijverheid. In 1850 richtte H.A. Engels met zijn zwager C.L. Weitzel uit Oldenzaal en Wicher Jansen een calicotweverij met meerdere getouwen op aan het Oosteinde. De productie werd in 1859 verplaatst naar een locatie aan het Overijssels kanaal met 112 getouwen. De weverij ging hier verder onder de naam Weitzel, Jansen & Co. Vanaf 1869 werd de directie verder gevoerd door twee zonen van W. Jansen, namelijk G.J. en W.C. Jansen, die beiden uit Sint-Petersburg komen met J.L.L.Tilanus. Notabene respectievelijk 26, 21 en 22 jaar. De stichtingsacte werd op 17 november 1869 getekend: Jansen & Tilanus is geboren!
Jansen & Tilanus
Jansen & Tilanus legde zich toe op breitechnieken. In 1874 ging
men over tot aanschaf van de eerste breimachine van 't Hooft &
Co uit Goor. Heden ten dage bevindt dit unieke exemplaar zich in
museum Vriezenveen. Tevens werd een kenner met ervaring en kennis
van breitechniek overgenomen: Derk Boswinkel, geboren in Goor op 3
februari 1839. De productie van hoogwaardig ondergoed maakte Jansen
& Tilanus in binnen- en buitenland enorm bekend. Vooral de
Natuur Wollen Ondergoederen, speciaal aanbevolen door de Duitse
professor Jaeger, vonden een grote afzet en waren zeer populair.
Door inzet van steeds meer breimachines en rondbreimachines kon men
aan de toenemende vraag voldoen. Ook de weverij breidde uit met
weefgetouwen om aan de vraag naar doekproductie voor de
batikindustrie te voldoen.
Vooruitstreven en sociaal
Jansen & Tilanus was een pionier in de tricotindustrie. Rond
1900 waren er slechts zestien van dergelijke bedrijven in ons land.
In 1948 waren er 248 tricotagefabrieken. Er zijn jaren geweest dat
men meer dan 1.100 werknemers had. Zelfs had men naaifilialen in
Vroomshoop (start 1909) en in Kampen (start begin jaren vijftig).
Sociaal gezien heeft het bedrijf veel betekend voor de medewerkers
en de Vriezenveense gemeenschap. Vooral de stuwende kracht van
J.L.L.Tilanus was duidelijk merkbaar. De firma kende een eigen
ziekenfonds, pensioenfonds, steunfonds bij ziekte, bibliotheek en
badhuis. Normaal gesproken werd er in de Twentse textielbedrijven
ook op zaterdagmiddag gewerkt; bij Jansen &Tilanus slechts tot
13.00 uur. De directie vond dat de medewerkers de middag moesten
benutten voor hun privé-aangelegenheden, zoals het verzorgen van
hun boerenbedoening of moestuin.
Neergang en innovatie
Rond midden jaren vijftig van de 20ste eeuw kwam er een duidelijke
kentering in de textielwereld. Lage lonenlanden deden de
Nederlandse textielindustrie concurrentie aan. In 1958 diende zich
ook een ramp in Vriezenveen aan: een ontslaggolf van 400
medewerkers. Dit neergang zette zich ook voor Jansen & Tilanus
door, ondanks intensieve samenwerking met andere bedrijven.
Uiteindelijk viel het doek in 1981. Met de weverij liep het beter
af. Deze fuseerde in 1960 met Rigtersbleek. 10 jaar later nam
Technisch doek weverij Nico ter Kuile uit Neede, onderdeel van
Koninklijke ten Cate, het bedrijf over. Onder de merknaam Nicolon
maakt dit bedrijf met succes technische producten voor onder meer
weg- en waterbouw. In 1984 werd de productie overgeheveld naar een
locatie van het Ten Cate concern in Almelo. Tegenwoordig wordt het
technisch doek geweven op de locatie in Nijverdal.
Naast Jansen & Tilanus hebben diverse andere textielfabrieken
in Vriezenveen en omgeving gestaan, zoals confectiebedrijf
Gebroeders Hospers (1870-1984), damast- en linnenfabriek De Lange
& Jonker (1888-1980) EHCO-KLM te Westerhaar-Vriezenveensewijk
(1961-1980) en een nevenvestiging van Spanjaard uit Borne in
Vriezenveen (1960-1978).