Doelen

Je hebt geleerd welke ideeën bij de Verlichting horen en hoe deze ideeën door de Fransen ook in Nederland ingang vonden. Dat ook wij een revolutie nodig hadden om de vrijheid, gelijkheid en broederschap in wetten te verankeren. De adel en de kerk verloren veel macht aan de Derde stand: de burgerij.

Begrippen

  • Absolutisme: De koning heeft alle macht en hoeft geen verantwoording af te leggen over zijn daden.
  • Burgerij: De derde stand, die rijk is geworden door handel en nijverheid en daarom ook mee wil beslissen in het landsbestuur.
  • Franse Revolutie: Omwenteling van de macht na 1789. De burgers komen aan de macht.
  • Grondrechten: Rechten die voor alle mensen waar ook ter wereld gelden, zoals vrijheid van meningsuiting.
  • Koninkrijk Holland: Zo heette ons land toen Lodewijk Napoleon koning was.
  • Lodewijk Napoleon: De eerste koning van Nederland tussen 1806-1810.
  • Napoleon Bonaparte: Keizer van Frankrijk, die een groot deel van Europa veroverde en zo de ideeën van de Franse Revolutie invoerde.
  • Patriotten: Mensen die voor de Verlichtingsideeën waren en tegen het bestuur van de stadhouder.
  • Verlichting: Het niet klakkeloos aannemen van ideeën maar zelf logisch nadenken.