De vijf steden

De bloeiperiode van Gorinchem(1283 - 1500)

Van verre zag je aan het einde van de vijftiende eeuw de vijf torens die hoog boven Gorinchem uitstaken. De Blauwe Toren, de toren van de Grote of St. Maartenskerk en de torens van de drie kloosterkapellen. Keek je iets lager, dan kwamen de 23 torens en de zeven poorten in zicht die een onderdeel waren van de stenen verdedigingsmuur rondom de stad. De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden telden zes steden, waarvan Gorinchem de belangrijkste was. De stad zou uitgroeien tot de achtste stad van Holland.

Gorinchem kreeg in 1382 stadsrechten. Er was een eigen bestuur, er werd stedelijk recht gesproken, er mochten jaarmarkten gehouden worden en de stad kon zelf belastingen heffen. De stad was een handelsnederzetting met enige nijverheid. Voor de veiligheid kregen de bewoners toestemming een muur te bouwen en een gracht te graven. In 1283 had Nieuwpoort stadsrechten gekregen, gevolgd door Ameide tussen 1312 en 1400 en Vianen in 1335. Gorinchem, Gasperden (Hagestein) en Leerdam sloten in 1382 de rij.

Oplichters en rovers

Van die zes steden had Vianen een slechte naam. 'Naar Vianen gaan' riepen lieden die iets op hun kerfstok hadden en met de noorderzon naar de vrijstad langs de Lek vertrokken. Tot grote bloei zou Vianen niet komen. Oorlogen blokkeerden de groei van Nieuwpoort. De stad op de grens van Holland en het Sticht Utrecht had veel te verduren van de machtsstrijd die de graven van Holland en de bisschoppen met elkaar uitvochten. Maar nog belangrijker is dat Vianen, Leerdam, Ameide en Nieuwpoort voor een economische bloei minder gunstig lagen dan Gorinchem. Deze stad lag langs de druk bevaren Merwede, een belangrijke verkeersader.

Veel agrarische producten uit de omgeving werden verhandeld op de Gorkumse markten. In de Lingehaven, waar de schepen werden gelost en geladen, was het een drukte van belang. De ambachtslieden hadden zich verenigd in gilden, beroepsgroepen die waakten over de kwaliteit van de producten en de prijs waarvoor ze werden verkocht. De gewantsnijders of wevers waren vermoedelijk de eersten die een gilde vormden, daarna volgden de zakkendragers, de hoepmakers en de ververs, die het laken zwart verfden.

Dordrecht

Toen Gorinchem een belangrijke handelsstad was geworden, kreeg de stad het regelmatig aan de stok met de verderop aan de Merwede gelegen concurrent Dordrecht, de stad die in 1299 het belangrijke stapelrecht had gekregen. Met dat recht was Dordt ervan verzekerd dat alle goederen die voorbij kwamen eerst in de stad moesten worden opgeslagen en daar werden verkocht. De oudste stad van Holland deed er alles aan om de concurrentie onder de duim te houden, terwijl steden als Gorinchem probeerden hieronder uit te komen. Gorinchem beleefde in deze tijd een grote economische bloei. Vooral nadat de tol - de plaats waar men belasting van passerende schepen inde - van Woudrichem was overgebracht naar Gorinchem.

Te zien:

Overal in de binnenstad van Gorinchem is de historie tast- en zichtbaar. Het laatmiddeleeuwse stratenpatroon is nog intact. De groene, zestiende-eeuwse stadswallen zijn vrijwel volledig bewaard gebleven. De verdedigingswerken geven een boeiend beeld van een eeuwenoude vesting. En natuurlijk vind je rondom de middeleeuwse Grote Kerk monumentale gebouwen en panden, zoals het 'Doelhuis' of de 'Doelen', de plaats waar in de middeleeuwen de schutters die de stad moesten verdedigen, oefenden met hun hand- en voetbogen en later met vuurwapens. In de Gildenbuurt kom je de namen van de gilden tegen.

Literatuur:

Stamkot, Bert. Geschiedenis van de stad Gorinchem. Gorinchem, 1982.