Crisis in Giessendam

'Bittere narigheid’ en veel werklozen (1929 – 1940)

'Er heerste op het dorp bittere armoede. Ik heb de uitloop van de crisis nog meegemaakt met de enorme werkloosheid in de jaren dertig, waarbij rijen stempelaars voor de loketten stonden. Ze kregen veertien gulden in de week. Het was bittere narigheid', blikte Sander van Harten terug op zijn jeugdjaren in Giessendam. Wie zonder werk kwam te zitten, moest zich elke dag melden en kreeg een stempeltje op zijn kaart. Om twaalf uur precies begon de dagelijkse uitdeling van soep. Het belastingplaatje voor op de fiets was gratis. Al zat er in het plaatje wel een gaatje zodat iedereen kon zien dat je stempelde, dat je zonder werk zat. Mensen moesten vaak jaren achtereen stempelen. Om jongeren uitzicht op werk te geven, kwam in 1938 in Hardinxveld de Centrale Werkplaats. Voor een gulden konden de deelnemers de driedelige matras kopen, die ze zelf hadden gemaakt.

Op 24 oktober 1929, zwarte donderdag, spatte de beurs van New York als een zeepbel uiteen. Het startpunt voor een diepe, wereldwijde economische crisis die zou uitmonden in een massale werkloosheid. De crisis van de jaren dertig in de vorige eeuw sloeg in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden hard toe. De orderportefeuilles van de scheepswerven slonken, de boeren kregen weinig geld voor hun melk. Veel mensen konden de boter en kaas niet betalen, zodat ze bleven liggen. Hoep- en mandenmakers kwamen op straat te staan.

In Hardinxveld en Giessendam was aanvankelijk nog weinig te merken van die crisisjaren. Eind 1930 waren in Hardinxveld van de 2271 mannen en 217 vrouwen 47 werkzoekend, in Giessendam van de 1325 mannen en 237 vrouwen 39. Maar die aantallen liepen weldra fors op. Begin 1937 zochten 477 Hardinxvelders en 298 Giessendammers vaak tevergeefs naar een baan.

In oktober 1930 al lanceerde het gemeentebestuur van Hardinxveld een opzienbarend plan. Om de hoepmakers aan het werk te houden, zou de gemeente zelf hout kopen, dat laten verwerken tot hoepen en zelf verkopen. De werkgevers van de hoepmakers spraken er schande van. Dat was concurrentievervalsing. Het Hardinxveldse Gemeentelijke Hoepbedrijf was een kort leven beschoren. De onvrede onder hoepmakers, onder de mandenmakers en onder de bouwvakkers, kortom overal, groeide echter met de dag. Nadat de prijs voor het maken van een mand met één cent was verlaagd, gingen de mandenmakers in Ameide in staking. De patroons gaven niet toe. In Sliedrecht staakten de bouwvakkers - tevergeefs. De vakbeweging in de regio was te zwak.

Ondertussen sloeg de verpaupering toe. Kinderen leden honger, hun kleren sleten. Voor de allerarmsten moest het plaatstelijk Crisis Comité dat geld en spullen inzamelde, uitkomst bieden. Het comité in Hardinxveld had in 1932 190 waardebonnen van vijf gulden uitgedeeld, waarmee werklozen bij de winkeliers kleding, schoeisel of beddengoed konden kopen. In Ameide kwamen 120 van de 450 gezinnen voor steun van het comité in aanmerking.

Om in deze donkere dagen werklozen een sprankje hoop te bieden en de gemeentelijke steunkassen te ontlasten, gingen de gemeenten over tot de werkverschaffing. Bij wijze van proef knapten werklozen de Buldersteeg in Hardinxveld op. In Ameide herstelden ze de kerktoren, dempten ze grachten en sloten, verbreedden ze wegen en bestraatten ze de Lekdijk. Vanaf 1934 werden werklozen ingezet voor de aanleg van de A15.

Aan het einde van de jaren dertig leek er een einde te komen aan de crisis. Op de scheepswerven liepen weer schepen van stapel. De werkloosheid liep snel terug. In Hardinxveld stonden in 1939 nog 174 werklozen ingeschreven, in Giessendam honderd. Maar voor de mandenmakers in Ameide moest eerst de Tweede Wereldoorlog uitbreken om met het vervaardigen van tassen, broodmanden, wiegen en granaatmanden weer een boterham te kunnen verdienen.

Literatuur:

Jonker, Carla, Macht en armoede aan de rivier. Ameide en Tienhoven 1870 - 1940. Ameide, 2010.

Ruiter, Kees de, De crisisjaren. Over Hardinxveld en Giessendam in de jaren 1930-1939. Hardinxveld-Giessendam, 1994.