Goederen worden in Nederland vervoerd over (snel)wegen. Met de auto of de vrachtwagen. Dat is tegenwoordig heel normaal. Vroeger ging dat anders.
Turf en nog meer
Op veel plekken in Drenthe werd veen gewonnen. Deze veenwinning wordt ook wel vervening genoemd. Het veen werd gedroogd tot turf. Turf werd gebuikt voor het verwarmen van de huizen en het koken van eten. Vooral in grote steden, zoals Amsterdam, was veel behoefte aan de brandstof. Om het turf snel te kunnen vervoeren werden in de hoogtijdagen van de vervening de Drentsche Hoofdvaart en de Hoogeveensche Vaart gegraven. Dit werden een soort van snelwegen over het water. Er waren immers nog geen auto's en de niet geasfalteerde wegen in Drenthe waren slecht begaanbaar. Een boot was snel en kon veel goederen meenemen. Eerst werd vooral turf vervoerd. Toen dat eenvoudig bleek te gaan werden ook aardappels, bieten, graan en vee in de boten vervoerd. De handel ging makkelijk en daardoor kwamen er ook meer banen. De economie 'voer' er wel bij. Ook steeds meer mensen lieten zich verplaatsen met de trekschuit. Dat was handig als je bijvoorbeeld op bezoek wilde bij je familie die verderop woonde. Er waren toen al dienstregelingen, zoals wij die tegenwoordig van de bus kennen.
Trekschuit
Hoe kwam de boot vooruit? Op de smalle kanaaltjes kon vaak niet worden gezeild en natuurlijk was er ook niet elke dag genoeg wind. Toch moest de boot vooruit komen, want tijd was geld. De schipper van een boot gebruikte het liefste een paard om vooruit te komen. Het trekken van het schip werd ook wel jagen genoemd. Het paard had een tuig om.
Een touw verbond het tuig met de schuit. Naast het kanaal lag een pad waarover de schipper met het paard liep om de boot vooruit te trekken. Het pad naast het kanaal werd jaagpad genoemd. Die naam kom je nu nog wel eens tegen bij kanalen.
Een arme schipper had vaak geen geld voor een paard. Een paard onderhouden kostte geld. Het gebeurde daarom regelmatig dat de vrouw of de kinderen van de schipper het schip trokken. Je kon ook iemand inhuren om de boot te trekken, de scheepsjager. Dat waren vaak kleine boertjes die niet voldoende inkomsten hadden van hun eigen land en wat geld moesten bijverdienen. De mensen hadden dan net als het paard een tuigje om (zie foto).
Rolpaal
Als het kanaal recht liep, kon het paard het schip zonder problemen voorttrekken. Het kwam echter moeilijk door een bocht. Vaak waren de trekschuiten groot en lang. Als het paard over het jaagpad gewoon door de bocht liep, botste het schip tegen de kade. Om het schip zo soepel mogelijk door de bocht te laten varen, werd een rolpaal gebruikt (zie foto). De lijn waarmee het paard aan het schip vastzat, rolde langs een rol die in de gaten van de rolpaal zat. Zo kon de schipper beter manoeuvreren en ging zijn schip makkelijker door een bocht. Langs het Annerveenschekanaal in Drenthe, vlakbij het Grevijlinkhuis, staat de laatste rolpaal van Nederland.
Pullevaarder
Ook de melk ging per boot van de boerderij naar de melkfabriek. Dan haalde een man met een klein bootje de melkbussen op bij de boerderijen en bracht ze naar de fabriek. Zo'n man werd een pullevaarder genoemd. Pulle is in het Drents het woord voor melkbus. De pullevaarder duwde de boot voort met een stok. Bij de fabriek werd de melk uitgeladen. Dan ging de pullevaarder met de lege bussen weer terug. Soms werd ook de melkwei mee teruggenomen als voer voor de kalveren.
Stoomboot
Later in de 19e eeuw kwam de stoomboot. Vanaf 1864 kon je elke dag met de stoomboot van Assen naar Zwolle reizen. Als je in Meppel overstapte kon je zelfs met de stoomboot naar Amsterdam. Wist je trouwens dat alle bruggen vroeger open stonden? Op een drukke vaarroute was het handiger om alle bruggen open te zetten. Als er dan iemand over de brug wilde, werd de brug even neergelaten.
![](/image/2017/7/1/robbertdamen_wo2-437763362.jpg%28mediaclass-window-plate-bg.6a3bbecb5dc2f740a0ed20a935895a4cda45a620%29.jpg)
-
Adolf Hitler
Na de Eerste Wereldoorlog gaat het slecht met Duitsland. Er is veel armoede en werkloosheid. Adolf Hitler is leider van de politieke partij NSDAP (met een adelaar en hakenkruis als teken). Hij belooft de problemen op te lossen. Bijna iedereen stemt op hem. Maar dan begint Hitler oorlog te voeren. Tegen andere landen, maar vooral tegen de Joden.
-
Begin van de Tweede Wereldoorlog
10 mei 1940 wordt Nederland binnengevallen door het Duitse leger. De leider van Duitsland heet Adolf Hitler. Als Nederland terugvecht, bombarderen de Duitsers het centrum van Rotterdam. Honderden mensen sterven onder het puin. Nederland geeft zich over en wordt door de Duitsers bezet. Voortaan lopen overal Duitse soldaten op straat. Gewapend!
-
Aanplakbiljetten
De Duitsers gebruiken aanplakbiljetten - een soort posters - om opdrachten te geven aan de bevolking. Daarop staat bijvoorbeeld dat iedereen 's avonds binnen moet blijven. Of dat je direct je fiets moet inleveren. Als je dat niet doet, kun je doodgeschoten worden, of zullen er - zoals op dit aanplakbiljet uit Heiloo - tien andere mensen doodgeschoten worden.
-
Verduisterde ramen
Valt je iets op aan de huizen? Nergens schijnt licht door de ramen! Om de vliegtuigen van de geallieerden op een dwaalspoor te brengen, moet iedereen van de Duitsers zijn ramen afplakken. Er mag geen straaltje licht meer doorkomen. Ook mag je 's avonds na acht uur niet meer buiten zijn. Behalve als je Duitser of NSB-er bent natuurlijk.
-
Razzia's
De Duitsers houden vaak razzia's. Met overvalwagens zetten ze een straat af. Daarna controleren ze alle huizen op onderduikers. Mannen tussen 17 en 50 jaar worden naar Duitsland gevoerd om daar te werken. Joden worden op de trein naar een concentratiekamp gezet en daar vermoord. Ook Anne Frank is zo met haar familie opgepakt en weggevoerd.
-
NSB-vlag
Eén politieke partij is blij met de Duitsers: de NSB. Hun leider heet Anton Mussert. Op de foto brengt hij de 'Hitlergroet'. Veel NSB-ers krijgen erebaantjes van de Duitsers. Maar door de rest van de Nederlanders worden ze gehaat, omdat ze graag bij de Duitsers klikken en Joodse onderduikers verraden. Na de oorlog worden veel NSB-ers gestraft.
-
Persoonsbewijzen
Iedereen van 14 jaar en ouder moet een 'persoonsbewijs' (een soort paspoort) bij zich hebben. De Duitsers houden vaak controles. Om Joden op te sporen bijvoorbeeld. Of mannen die in Duitse fabrieken moeten werken. Vaak worden persoonsbewijzen daarom vervalst: een Joodse naam als Levi Cohen wordt bijvoorbeeld veranderd in Jan de Vries.
-
Verzetsgroepen
Overal in het land komen mensen in verzet tegen de Duitsers. Ze vormen verzetsgroepen: kleine clubjes mensen die steeds acties bedenken om de Duitsers tegen te werken: bruggen opblazen, gevangenen bevrijden, enz. 'Koeriersters' brachten op de fiets stiekem krantjes met verzetsnieuws rond. Vol nieuws over de strijd tegen de Duitsers.
-
Stiekem
Achter dit zolderraam zitten misschien wel 'onderduikers': mensen die zich verstoppen uit angst voor de Duitsers. Wie weet luisteren ze net naar een toespraak vanuit Engeland van koningin Wilhelmina op Radio Oranje. Het hebben van een radio is streng verboden, maar veel mensen luisteren stiekem. De woorden van de koningin geven hen nieuwe hoop!
-
Te weinig eten
Al snel gaat het eten 'op de bon': alleen met distributiebonnen kun je nog vlees, brood of aardappels kopen. In de strenge winter van 1944 slaat in het westen de honger echt toe. Mensen eten gekookte tulpenbollen om toch maar iets binnen te krijgen. De geallieerden sturen vliegtuigen met voedsel, maar dat is niet genoeg. Veel mensen sterven van de honger.
-
De bevrijding
's Nachts vliegen de geallieerden met bommenwerpers naar Duitsland om vliegvelden, fabrieken en steden te bombarderen. Met grote schijnwerpers en kanonnen proberen de Duitsers hun vliegtuigen te raken. Maar ze krijgen het steeds moeilijker. Eindelijk, op 5 mei 1945, geeft Duitsland zich over. Na vijf jaar is de oorlog voorbij. Het is feest!
Vensterplaat De Tweede Wereldoorlog. Voor docenten: Vensterles groep 5-8. Illustratie: Robbert Damen.
![](/image/2017/7/1/robbertdamen_wo2-437763362.jpg%28mediaclass-media-thumb.919ec29506596ebdcb84c770c7b572639982ebbb%29.jpg)
Vensterplaat