Zandwegen
Tot ongeveer 150 jaar geleden lagen er in Drenthe alleen maar zandwegen. Deze wegen waren moeilijk om op te lopen of om met paard en wagen over te rijden. Vooral na een flinke regenbui lagen de zandpaden vol met water. Hierdoor kostte reizen veel tijd, en werd het ook veel minder gedaan dan tegenwoordig. Inmiddels zijn bijna alle wegen verhard met een laag asfalt.
Tolwegen
Bij de verharding van de wegen in de 19de eeuw werden in de gemeente Coevorden verschillende tollen ingesteld om de kosten van de aanleg en het onderhoud van de wegen te dekken. Wilde je de weg gebruiken, dan moest je daarvoor betalen. Voor een kar met een geit ervoor moest bijvoorbeeld 2 cent betaald worden. En een postwagen moest 10 cent betalen om over de weg te mogen rijden.
In de gemeente Coevorden waren verschillende verharde tolwegen te vinden, bijvoorbeeld de weg tussen Coevorden en Dalen. Deze tolweg werd verhard met stenen van de toren van het Kasteel van Coevorden. Het was één van de eerste verharde wegen in Drenthe. Een andere tolweg liep tussen Wachtum en Oosterhesselen, en dan langs de Verlengde Hoogeveenschevaart verder naar Hoogeveen. Ook op de weg van Orvelte, via Wezup, Zweeloo, Meppen, Oosterhesselen naar Dalen moest tol worden betaald. Aan deze wegen stonden vaak tolhuizen.
Tolhuizen
Wie over de tolwegen wilde reizen moest eerst langs een tolhek.
Dat ging pas open als je netjes tolgeld had betaald aan de
tolwachter. Naast het tolhek stond ook een huisje, het tolhuis.
Vanuit het huis had de tolwachter een mooi uitzicht over de wegen
en kon hij het verkeer goed in de gaten houden. Sommige mensen
probeerden zonder te betalen langs het tolhuisje te komen. Maar dat
lukte bijna nooit, de tolwachter zag alles. Op sommige plekken
waren wel 2 tolhuizen, bijvoorbeeld aan beide kanten van de
Oosterhesselerbrug.
In 1948 werden de laatste tollen opgeheven. Een aantal oude
tolhuisjes is nu nog te zien. Het oude tolhuis van Schoonoord is nu
in gebruik als kassa van het openluchtmuseum Ellert en Brammert.
Ook zijn er nu nog tolhuizen langs wegen te zien,
bijvoorbeeld aan de Zweeloërstraat 22 in Noord-Sleen en aan de weg
tussen Emmen en Dalen bij het buurtschap Eldijk op nr.22.
Kanalen
Een kanaal is een door de mens aangelegde rechte waterweg.
Kanalen waren lange tijd erg belangrijk voor het vervoer in
Drenthe. De kanalen ontstonden bij de ontginning van veengebieden.
De afgegraven turf moest worden vervoerd en het water dat bij de
turfwinning vrijkomt moest worden afgevoerd. Beide 'problemen'
werden opgelost door kanalen te graven. Een kanaal kan ook
zijkanalen hebben, zogenaamde wijken. In Drenthe is een groot
kanalennetwerk aangelegd. Veel van deze kanalen zijn met de hand
uitgegraven. Dit proces begon in de middeleeuwen en
ging door tot in de 20e eeuw.
In de huidige gemeente Coevorden werden in de 19e eeuw
de volgende kanalen aangelegd: het Stieltjeskanaal, het
Oranjekanaal, de Jongbloedvaart en de Verlengde Hoogeveenschevaart.
Langs deze kanalen zijn nog authentieke brugwachtershuisjes te
vinden. Door deze nieuwe waterwegen werd zuidoost Drenthe ontsloten
en kon de turf worden afgevoerd. Er ontstonden directe verbindingen
met andere Drentse en Overijsselse kanalen, waardoor personen en
goederen sneller vervoerd konden worden.
Tegenwoordig worden de meeste kanalen vooral gebruikt voor de
pleziervaart en de hengelsport. Ook hebben alle kanalen een
belangrijke functie bij de afvoer van overtollig water. Enkele
kanalen worden nog gebruikt voor vrachtvervoer.
Met de tram
Coevorden had vanaf 1897 een tramlijnverbinding met Zwolle, via
Dedemsvaart. Maar pas vanaf 1903 liep er een tramlijn door het
plattelandsgebied van de huidige gemeente Coevorden. De tram
vervoerde goederen en personen. Deze eerste tram binnen de
gemeentegrenzen reed tussen Hoogeveen, via Oosterhesselen en Sleen
naar Nieuw-Amsterdam. Vanaf 1909 konden reizigers overstappen in de
richting van Erm, Emmen en Ter Apel.
In 1918 kwam er een andere belangrijke tramlijn, die Assen, via
Oosterhesselen, met Coevorden verbond. Vanaf dat moment werd
Oosterhesselen een belangrijk tramlijnenknooppunt. In de volksmond
werd Oosterhesselen toen wel 'Klein Utrecht' genoemd. De komst van
de tram zorgde ervoor dat de wereld steeds 'groter' werd. Ineens
konden mensen op een makkelijke manier naar de andere dorpen
reizen.
In 1937 werd de tramlijn vervangen door een buslijn. Maar toen de
Tweede Wereldoorlog uitbrak, en de benzine schaars was, werd de
oude tram toch tijdelijk weer in gebruik genomen. Gelukkig waren de
locomotieven en wagons bewaard en ook de rails lagen er nog. In
1947 kwam er definitief een einde aan het vervoer van personen. De
tram kon de concurrentie met auto's en bussen niet langer aan. Niet
lang daarna kwam er ook een einde aan het goederenvervoer per tram.
In Oosterhesselen staat het monument De Trambaankruising, dat
herinnert aan de drukke kruising van de tramwegen.
Met de trein
In 1905 werd de gemeente Coevorden aangesloten op het spoorlijn tussen Zwolle en Stadskanaal, de Noord-Ooster Lokaal Spoorweg. In 1910 werd de lijn doorgetrokken vanaf Coevorden naar Neuenhaus in Duitsland. Door de komst van de trein werd de wereld steeds groter. De mensen konden nu via Zwolle naar bijvoorbeeld Utrecht of Amsterdam reizen. Naast Coevorden en Dalen, had ook Dalerveen een eigen station. In 1948 verviel de halteplaats. Uiteraard was hier veel protest tegen. Alleen voor schoolreisjes mocht de trein nog enkele jaren in Dalerveen stoppen. Nu is alleen de lijn Zwolle - Coevorden nog in gebruik. Zowel in Dalen als in Coevorden staat een station. Om het station in Dalen open te houden, moest burgemeester Hoffscholte van de gemeente Dalen in 1987 flink aandringen en diep in de buidel tasten bij de minister van Verkeer en Waterstaat.
Sterke groei
Vanaf 1899 reden er auto's in Drenthe. Eerst werd de auto een
automobiel genoemd. Alle automobielen kregen tussen 1906 en 1951
een persoonsgebonden nummerbord dat begon met een D. Na 1951 kwam
er een ander kentekensysteem. In de jaren '20 en '30 van de vorige
eeuw kwamen er buslijnen.
Na de Tweede Wereldoorlog groeide het Drentse wegennetwerk in hoog
tempo. Er werden meer snelwegen aangelegd en in de dorpen kwamen
vanaf 1970 rotondes.
Inmiddels kunnen we bijna niet meer zonder auto's. Een aantal
zandwegen werd niet verhard. Ze bleven in bezit van boermarken (oud gemeenschappelijk bezit
van dorpelingen). Zij onderhouden hun wegen zelf met goedkeuring
van de gemeenten.