Leerkrachten

Natuurmonument

Het Fochteloërveen, nabij Veenhuizen, is een natuurmonument. Het geldt als één van de weinige en best bewaarde hoogveengebieden in Nederland. Het gebied is zo groot als de stad Utrecht. Het is een restant van het uitgestrekte Drents-Friese hoogveengebied, dat sedert 1660 grotendeels is afgegraven, met name de Smilder venen aan de Drentse Hoofdvaart. Momenteel doet Natuurmonumenten er alles aan om de groei van het veen weer op gang te brengen. Daarvoor moeten ze het gebied goed nat houden.

Veenvorming

Veen is een grondsoort die ontstaat door afgestorven plantenmateriaal. Normaal gesproken verteert plantenmateriaal onder invloed van zuurstof en bacteriën. Bij hoge temperaturen en droge omstandigheden gaat deze afbraak zelfs nog sneller. Is er juist weinig zuurstof, dan verandert dit rottingsproces. Zijn er natte en vochtige omstandigheden, dan gaat de afbraak van plantenresten zo langzaam dat door de opeenhoping van plantenresten veen ontstaat. Er zijn twee soorten veen: laagveen en hoogveen.

Laagveen

In het westen van Nederland komt veel laagveen voor. Dit is veen dat gevormd is onder de waterspiegel. Laagveen bestaat uit restanten van riet, bomen en andere plantensoorten. Mensen scheppen laagveen uit het water en leggen dit te drogen. Het gedroogde veen heet turf. In het geval van laagveen heet dit baggerturf.

Hoogveen

In het oosten van Nederland komt juist veel hoogveen voor. Hoogveen ontstaat op plekken waar regenwater blijft staan. Hierdoor kunnen de veenmossen goed groeien. Aan de bovenkant van dit veenmos groeit het veenmos constant door. De onderste veenmossen sterven vervolgens af. Door de zuurstofarme omstandigheden kunnen deze afgestorven veenmossen niet verteren. Hoogveen groeit ongeveer één millimeter per jaar.

Behoud van hoogveen

Het is belangrijk dat hoogveen nat gehouden wordt. Als hoogveen droogvalt, verteren de plantenresten alsnog. Hierdoor kan hoogveen weer verdwijnen. Om het Fochteloërveen ligt nu een damwand. Deze damwand verhindert dat het water wegstroomt.

Onaangetast gebied

In de middeleeuwen halen de boeren turf uit de hoogveengebieden om te gebruiken voor hun eigen haard. In de 17e eeuw doen de boeren een poging om het Fochteloërveen af te graven maar dit wordt tegengehouden door de stad Groningen. In 1823 komt de vervening enigszins op gang als de Maatschappij van Weldadigheid het gebied koopt. Maar de Maatschappij had weinig belangstelling voor het veen. Het ging haar vooral om de landbouwgronden.

Door de tijd heen blijkt het Fochteloërveen niet interessant genoeg om het systematisch af te graven. Daardoor is het nu nog een tamelijk onaangetast gebied.

Bijzondere flora en fauna

Het natuurgebied herstelt zich tegenwoordig erg goed. Het zeldzame bruine veenmos is teruggekeerd en lavendelheide en wollegras zijn volop aanwezig. Ook worden bijzondere diersoorten als de kraanvogel en de bosruiter gesignaleerd. In dit gebied komen drie soorten slangen voor: de adder, de ringslang en de gladde slang. De adder is een giftige slang, maar zijn gif is niet dodelijk.

De uitkijktoren

De beste plek om het Fochteloërveen te beleven is bovenin de uitkijktoren. Deze 18 meter hoge uitkijktoren werd in 2000 in gebruik genomen. Hier krijgt de bezoeker een prachtig uitzicht over het groeiende veen.