Voor leerkrachten

Ontstaan van de boermarke

Toen mensen op één vaste plek gingen wonen, ontstonden de dorpen. In deze dorpen hadden boeren hun eigen boerderij met land. Rondom de dorpen lagen venen, heide, weilanden en bossen. Deze landerijen waren van de rijke boeren. Ze waren het gemeenschappelijk bezit. Bij elke boerderij in het dorp, hoorde een deel van het gemeenschappelijke bezit. De gezamenlijke eigenaren van deze erven - de boerderij met het bijhorende land - vormden een buurschap of boermarke. Marke betekent letterlijk merk, merkteken, grens en werd de benaming voor het grondgebied dat het omsluit. Het werd dan ook gebruikt als benaming van een dorp met het bijbehorende gebied (bijvoorbeeld de marke Vries). De boeren werden markegenoten genoemd.

Het bestuur van een dorp

De boermarke nam beslissingen over bijvoorbeeld het gebruik van de essen, de groenlanden en de gemeenschappelijke heidelanden. Om mee te mogen beslissen over de boermarke moest het erf beschikken over een waardeel, een aandeel in de gemeenschappelijke gronden.

'Wandelende' markestenen

Tot de middeleeuwen bestonden de nederzettingen vaak uit slechts enkele boerderijen. De woeste gronden tussen de nederzettingen werden daarom ook niet intensief gebruikt. In de middeleeuwen nam de bevolking steeds meer toe. Daarom legden de markegenoten vanaf de 13e eeuw hun grenzen vast. Elke boermarke wilde zowel bouwland, wei- en hooilanden als veldgronden bezitten. Over deze grenzen werden nauwe afspraken gemaakt met de bewoners van de naburige marken. Er werd precies vastgesteld waar de grenzen lagen. Deze grenzen waren soms natuurlijke grenzen, zoals de loop van een beekje. Bijvoorbeeld het Zeegse Loopje tussen de marken Tynaarlo en Zeegse. Maar waar zo'n natuurlijke grens ontbrak, zoals bij Vries, dienden markestenen en palen als markering. Zo is er de Peesterpaal op het Zeijerveld op de grens tussen Vries, Norg en Assen en de Peelerpaals op de markegrens van Assen en Peelo met de gemeentegrens van Vries.

Tussen de verschillende boermarken was vaak ruzie over de grenzen, de markestenen werden vaak stiekem verplaatst. Elke boermarke wilde nou eenmaal een zo groot mogelijk gebied hebben. Opvallend is dat veel markegrenzen kaarsrecht zijn. Tussen Midlaren - Zuidlaren Yde - Tynaarlo, Yde- Eelde, Zuidlaren - Annen en andere, zijn rechte lijnen in het landschap getrokken.

Vrouw Lebbe

Sommige markescheidingen bestaan nog steeds. Bijvoorbeeld de Lebbestaok tussen Zeijen en Norg. Het verhaal over de Lebbestaok wordt op verschillende manieren vertelt. Meestal gaat het verhaal over vrouw Lebbe. Maar Lebbe is in sommige verhalen ook een jong meisje. Ze is in ieder geval overleden. In de meeste verhalen is ze overvallen en vermoord. Dit gebeurde ergens tussen Zeijen en Norg. Eigenlijk lag haar lichaam op het land van de marke van Norg. Maar de bewoners van Norg waren te zuinig op hun geld om haar te begraven. Stiekem verlegden zij haar lichaam naar de marke van Vries. De marke van Vries wilde vrouw Lebbe wel begraven. Zij plaatsten zelfs een houten gedenkteken op de plaats waar het lichaam gevonden was. Op een kaart uit 1639 staat op deze plaats al, 'paal, daar waar een vrouw vermoord is'.

Soms gaat het verhaal ook iets anders. De boeren van Norg wilden Lebbe in ieder geval niet begraven. Dat was te duur. Daarom zeiden ze dat ze was overleden op het grondgebied van de Marke Vries. De boeren van Vries plaatsten op de plek waar Lebbe was overleden een stok als grenspaal. Lebbe lag immers niet in de gemeente Norg, dus moest het wel Vries grondgebied zijn. Zo komt het dat de grens tussen Peest en Zeijen zo'n merkwaardige hoek heeft.

Eigenerfden

In de boermarke woonden kleine en grote boeren. De grote boeren hadden een eigen boerderij met daarbij een erf. Daarom werden zij 'eigenerfde' boeren genoemd. Samen bezaten de eigenerfde boeren de gemeenschappelijke gronden die rondom het dorp lagen. Zij mochten op die gronden plaggen steken, hout kappen, vee laten grazen en nieuwe bomen planten. De klein boeren, de keuters, werkten op het land van de grote boeren. Zij hadden maar weinig of geen eigen land.

Boerhoorn

Binnen de boermarke maakten de 'eigenerfde boeren' de dienst uit. Zij stelden de wetten en regels op en bepaalden wanneer er iets moest gebeuren. De andere mensen die in het dorp woonden, kleine boeren en arbeiders, mochten de vergadering van de eigenerfde boeren wel bijwonen. De vergaderingen werden aangekondigd door op de boerhoorn te blazen. Het geluid ervan was zo hard dat iedereen in de boermarke het kon horen. Alle inwoners wisten dan dat ze zo snel mogelijk naar de brink moesten komen om te vergaderen. Er werd bijvoorbeeld vergaderd over de aanleg van wegen, het begin van de oogst, verdeling van werkzaamheden van de oogst, de komst van een grote storm, het ruimen van sneeuw of een conflict met een naburige marke.

Ontstaan van gemeentes

In 1811 kreeg Nederland onder Napoleon gemeentes. Daardoor liep de macht van de boermarken terug, maar vanaf 1820 gebeurde er meer waardoor de invloed van de boermarken terugliep. De gemeenschappelijke gronden werden steeds meer gezien als een belemmering voor de economische ontwikkeling, vooral door de vooruitstrevende boeren. Zij zagen de marke als een rem op de ontwikkeling, vandaar de kreet 'Markegrond is schadegrond'. Als je de gemeenschappelijke grond zou verdelen en iedere boer zijn eigen stuk grond zou toedelen, dan zouden ze er veel meer in investeren en zou de grond dus meer opbrengen. Die herverdeling, de markeverdeling, heeft in Drenthe in de tweede helft van de 19e eeuw plaatsgevonden.

De boermarken zijn er nog steeds, zij bezitten grond (zoals de brink), verhuren jachtvelden of stellen landbouwwerktuigen ter beschikking. Ook zijn boermarken nauw betrokken bij de organisatie van activiteiten in het dorp, bijvoorbeeld de jaarlijkse paardenmarkt.