Keuters
Keuters worden meestal omschreven als kleine boeren. Ze waren eigenlijk te klein om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Daarom moesten ze neveninkomsten genereren bij andere, grotere boeren. Later gingen keuters ook werken in de industrie.
Keuterijen
Deze kleine boeren bewoonden kleine boerderijen, die we keuterijen noemen. Oorspronkelijk noemen we de behuizing een kot of kate, afgeleid van het Engelse cottage. Vanaf de 17e eeuw nam het aantal keuters toe. Dit kwam vooral door de groei van de bevolking en als gevolg van de vererving. Als een boer overleed en hij had meerdere opvolgers, dan moest de grond worden verdeeld, waardoor het bedrijf steeds kleiner werd. Ook gaven gemeentes kleinere stukken woeste grond aan arbeiders. Die mochten de grond ontginnen en er een huis op bouwen. Na ontginning konden ze daar vruchten verbouwen voor hun eigen behoefte. Vanaf 1918 bood de Landarbeiderswet de arbeiders de mogelijkheid om met steun van de overheid een stuk land met woning in pacht of eigendom te krijgen.
Interieur
Het interieur van een keuterij bestond meestal uit een woonkamer, waar de bedsteden in stonden, een klein keukentje, een opkamer boven en kleine kelder. Het keukentje diende vroeger als karnkamer. Een deel van de boerderij was groot genoeg voor een paar koeien, wat varkens en een paard.
Stookhokken
Vanaf 1900 begon de opkomst van de zuivelfabrieken. Ook nam de handel in varkens en kippen toe. Hierdoor nam ook de mogelijkheid toe om kleine boer te worden. De talrijke stookhokken in Drenthe getuigen daarvan. Want in deze stookhokken werd het varkensvoer gekookt. Stookhokken zijn kleine huisjes naast de keuterij of boerderij. Ze waren gemiddeld 3,5 x 2,5 meter. Vanwege het brandgevaar waren de stookhokken bedekt met dakpannen. In de voormalige gemeente Vries zijn we wel 268 panden met stookhokken bewaard gebleven. Daarvan zijn er 36 in Yde, 34 in Tynaarlo en 33 in Donderen. In de voormalige gemeente Eelde zijn er nog 102 stookhokken en in Zuidlaren zijn dat er 44.
27 keuterijen bewaard
In de gemeente Tynaarlo zijn er nog 27 keuterijen bewaard gebleven. Dat is, na de gemeente Midden-Drenthe, de gemeente met de meeste keuterijen. De keuterijen zijn te vinden in de dorpen Vries, Eelde en Zuidlaren. Maar ook in de kleinere plaatsen als Donderen, Oudemolen, Tynaarlo, Midlaren en Schuilingsoord. Midlaren heeft hiervan de meeste keuterijen, acht in totaal. Daarvan staan er vijf aan de Schutsweg.
Koemest als cement
Aan de Schutsweg te Midlaren worden twee keuterijen als bijzonder karakteristiek beschouwd. Dit omdat ze staan temidden van eikenbomen en de hunebedden D3 en D4. Schutsweg 40 werd in 1876 gebouwd. De keuterij is gemetseld met kalk en koemest in plaats van cement. In 2001 werd Schutsweg 40 gekocht door Het Drentse Landschap. Samen met Schutsweg 42 zijn de beide keuterijen inmiddels aangewezen als rijksmonument.
Keuterijen verdwijnen
In 1950 was nog een derde van de landgebruikers in Drenthe een keuter. Zij hadden niet meer dan 5 hectare grond. Een keuterij was meestal gemaakt van goedkoop materiaal en was daarnaast ook niet goed gefundeerd. Door de toenemende welvaart na 1960 werden daarom veel keuterijen afgebroken of onherkenbaar getransformeerd. Mensen kochten graag een keuterij omdat ze goedkoop waren, een ruim erf hadden en vaak een mooi plekje hadden in het landschap. Je kon het zo omtoveren tot een kleine woonoase. Maar vanaf het jaar 2000 begon men te beseffen dat de keuterijen ook een cultuurhistorische waarde hadden. Inmiddels zijn er al enkele keuterijen aangewezen als monument.