Het Buizengat dat aanvankelijk het ‘Spuiwater’ heette, is in de vijftiende eeuw aangelegd als spuimogelijkheid voor de Oude Haven. Naar het destijds eeuwenlang gebruikte scheepstype, de zogenaamde ‘(haring)buis’, werd dit water al snel in de volksmond ‘Buizengat’ genoemd. De naam ‘Buyssche Gadt’ komen we voor het eerst tegen in archiefstukken uit 1698. Het betreft de uitbreiding van het aantal meerpalen ‘in het (soo genoemde) Buyssche Gadt, tussche de Maesdijck bij de Kore mole ende de speuye’.
Zandbanken
In de intensief gebruikte Oude Haven, werd het in- en uitvaren van de talloze vissersschepen vaak belemmerd door aangroeiende zandbanken. Om de haven uit te diepen, gebruikte men een spuikom achterin de haven. Bij hoog water liet men die vollopen, waarna deze werd afgesloten.
Bij laag water werd de spuikom geopend, waardoor de watermassa met kracht door de haven stroomde, waardoor het slib afgevoerd werd naar de Maas.
De in de haven liggende schepen hielden echter de grond vast en daarom werden in 1610 alle schepen in winterberging in het Spuiwater gelegd.
Het Buizengat zoals we dat nu kennen, is slechts een derde deel van de totale spuiwateroppervlakte waarover de stad vroeger beschikte. Ook de zogenaamde ‘Put’, aan de overkant van de Westlandseweg, waar nu de wooncomplexen ‘Onder de Molen’ en ‘Molenzicht’ gevestigd zijn, hoorde erbij.