Kolonel Pain-et-Vin
De ongeveer 50-jarige kolonel Moïse Pain-et-Vin was in 1672 al vele jaren in dienst van het Nederlandse leger. Hij was op 28 december samen met veldmaarschalk Paulus Wirtz in Gouda. Het Nederlandse leger dacht dat de Fransen bij vorst een aanval op de stad zouden doen, en had er daarom duizenden soldaten samengebracht. De slechte weersomstandigheden dwongen de Fransen echter tot een andere route: vanuit het bezette Woerden, via Zegveld naar de Meije.
Toen de commandant aan de Oude Rijn, de graaf Von Königsmarck, bericht kreeg dat de Fransen Woerden hadden verlaten besloot hij zich onmiddellijk terug te trekken. De graaf had dit enkele weken eerder al aangekondigd, en hij was toen door Holland en door de prins van Oranje streng berispt: het verlaten van de Oude Hollandse Waterlinie mocht alleen in het uiterste geval. Op 28 december negeerde de graaf deze orders. Hij gaf Pain-et-Vin opdracht om mannen uit Nieuwerbrug naar Zwammerdam te brengen, en vertrok zelf naar Leiden.
Verlaten posten
Kolonel Pain-et-Vin haalde zo’n 80 soldaten uit Nieuwerbrug, maar toen hij Zwammerdam bereikte waren de Fransen daar al aangekomen. Hij besloot naar Gouda te gaan. Hij vertelde het stadsbestuur dat hij vreesde voor zijn mannen in Nieuwerbrug. Met enkele lokale en militaire gidsen bereikte hij ‘s nachts Driebruggen, vanwaar hij zijn manschappen opdracht gaf zich te evacueren. In de ochtend van 29 december kwamen zij in Gouda aan. De Fransen, die geen kans zagen om de post bij Gouwesluis te passeren, hadden inmiddels ontdekt dat de posten bij Nieuwerbrug verlaten waren. Ze trokken zich ongehinderd langs de Oude Rijn terug naar Woerden.
Pain-et-Vin werd op 30 december gearresteerd. Hij werd op 10 januari veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf omdat hij zijn posten bij Nieuwerbrug had verlaten. Willem III van Oranje weigerde de straf te onderschrijven. Hij eiste een nieuwe uitspraak, en toen ook die niet naar zijn wens was besloot hij een nieuwe rechtbank samen te stellen. Die besloot dat Pain-et-Vin moest worden geëxecuteerd; wat vervolgens op 23 januari 1673 gebeurde. De graaf Von Königsmarck werd niet bestraft.