Een groot garnizoen
In de winter van 1672 zou de Oude Hollandse Waterlinie bevriezen en niet langer een hindernis vormen voor militairen. Dat was althans de overtuiging van de Franse legerleiding in Utrecht. De Nederlanders probeerden op verschillende manieren om de waterlinie ijsvrij te houden, maar dat ging niet altijd succesvol.
Om Gouda te kunnen verdedigen waren veel soldaten nodig, want de stad had geen vestingwerken. In korte tijd werd het aantal militairen in de stad verhoogd tot ruim 3.600 man. Deze werden ondergebracht bij de inwoners van de stad, op dat moment zo’n 12.000 in totaal. Vrijwel elk gezin zal daardoor meerdere militairen in huis hebben gehad. Een Franse aanval op Gouda is er nooit gekomen, want bij het verkennen van de bevroren inundaties bleek dat het ijs te slecht was om over te steken. De Fransen trokken daarom ten noorden van de Oude Rijn naar de Meije en richting Alphen aan den Rijn. Zo hoopten ze alsnog Den Haag te bereiken, maar dat mislukte.
Het Gasthuis
Ondertussen speelde er in Gouda een tweede zaak: het Gasthuis (nu Museum Gouda) dat werd gebruikt als militair ziekenhuis was niet alleen overvol, er stierven bovendien opvallend veel soldaten. Zo veel dat de Staten van Holland een onderzoek lieten doen naar de omstandigheden in de Gasthuizen in Gouda en Schoonhoven, waar ook veel soldaten waren overleden.
Het onderzoek werd geleid door de Utrechtse dokter en hoogleraar Wilhelm van der Straaten, die concludeerde dat meer dan 1 op de 3 behandelde soldaten in Gouda was overleden; ruim 400 in de periode oktober 1672 tot februari 1673. Door de suggesties van Van der Straaten verbeterde de situatie, maar ook in maart 1673 liet het stadsbestuur van Gouda nog weten dat zieke soldaten beter ergens anders behandeld konden worden.