Begin achtste eeuw is de islam bezig met een snelle noordwaartse expansie vanaf het Arabisch Schiereiland. In oktober 732 komt het bij de stad Poitiers in midden Frankrijk tot een veldslag tussen het islamitische leger en het christelijke leger van de Frankische Karel Martel. Het Frankische leger wint, en deze overwinning wordt gezien als het begin van het einde van de islamitische opmars in Europa.
Er is niet altijd oorlog tussen de christelijke en islamitische wereld. Door de confrontaties tussen de Arabieren en de Europeanen komt er veel kennis vanuit de Islamitische wereld naar Europa. De Arabieren hebben op dat moment namelijk meer kennis over de wetenschap dan de West-Europeanen.
Karel de Grote, de kleinzoon van Karel Martel, legt diplomatieke contacten in de islamitische wereld. In 797 stuurt Karel een Joodse gezant naar kalief Haroen ar-Rashid in Bagdad. De kalief geeft de Joodse gezant verschillende geschenken mee voor Karel de Grote, waaronder de Indische olifant Abul-Abbus.