Vanaf de zeventiende eeuw komen Duitse landarbeiders naar Nederland om hier te werken. Ze worden Hannekemaaiers genoemd en komen voornamelijk uit Westfalen en het graafschap Lingen. Ze blijven komen tot in de negentiende eeuw. De term 'hannekemaaier' is afkomstig van de naam Johannes of Hannes. Deze verwijst naar de dag dat ze gewoonlijk in ons land aan het werk gingen, op 24 juni ofwel Sint Johannesdag. De eerste Hannekemaaiers komen om gras te maaien, vandaar de bijnaam ‘grasmof’. Omdat Nederlanders geïnteresseerd zijn in Duitse koopwaar nemen sommige ‘Hollandgangers’ koopwaar mee in op de rug gedragen manden. Sommigen introduceren hier linnengoed van hoge kwaliteit waar de Hollanders maar al te graag hun duiten voor neertellen. Deze kooplieden worden ook wel ‘Tödden’ of ‘teuten’ genoemd. Textielconcerns als C&A, Lampe en Peek&Cloppenburg zijn hieruit ontstaan. Er vestigen zich tussen 1815 en 1850 naar schatting 140.000 Duitsers blijvend in Nederland.