De boeren en inwoners van Nes vonden het maar wat lastig dat zij hun graan helemaal naar de molen tussen Ballum en Hollum moesten brengen om te laten malen. Regelmatig ontving de Heer van Ameland verzoeken om bij het dorp een korenmolen te mogen laten bouwen. Uiteindelijk liet erfheer Pieter van Cammingha zich overhalen en in 1629, meere dan dertig jaar na de oprichting van de Ballumer molen, gaf hij toestemming voor de bouw van een windmolen en een octrooi voor het recht om wind te scheppen.
Watze Jacobs uit Leeuwarden bouwde aan de noordoostkant van Nes in de Nesserduinlanden een standerd-korenmolen die daar zo'n tweehonderd jaar zou blijven staan. De molen vormde, net als die van Ballum, een baken voor de scheepvaart rond Ameland.
Toen rond 1690 het pellen van gerst populair werd -gort was namelijk onbelast- en overal pelmolens werden gebouwd, kreeg ook Nes al vrij snel een peldegarstmolen. In 1699 verrees aan de westkant van het dorp en pelmolen en waren er -ondanks het verbod in het octrooi- in Nes zelfs twee windmolens.
Net als de molen in Ballum kregen de molens in Nes in de Franse tijd te maken met de nieuwe wetten en moest accijns worden betaald voor het laten malen van rogge en het laten breken van mout. De Nesser korenmolen maalde in die tijd de rogge en mout voor liefst zeven bakkers en een brouwer in Nes en Buren.
In het voorjaar van 1800 was er echter een groot gebrek aan de dagelijkse levensmiddelen op Ameland, de oogst was mislukt en aan de winter leek geen einde te komen. Het gevolg was dat de molenaars geen werk en dus geen verdiensten hadden, want er was geen graan om te malen. De molen kwam te koop te staan en werd gekocht door zeeman Pieter Onis Former. Op zijn schip voer ene Tiemen Boelhuis (die zich later Boelens liet noemen). Hij trouwde met Pieters stiefdochter Lolkje. Tiemen overleed al in 1804 aan boord van het schip van Pieter Onis. Lolkje werd na het overlijden van haar man molenaarske. Pieter Onis overleed in 1822 en zijn nalatenschap ging naar zijn vrouw Trijntje Jacobs, de moedere van Lolkje. Het is niet ondenkbaar dat de molen in het nalatenschap is gekomen van Lolkje en daarna van de familie Boelens.
Op oudejaarsdag 1833 werd de twee eeuwen oude standerdmolen tijdens een zware storm omver geblazen en grotendeels vernield. Lolkjes zoon Pieter Boelens was toen 34 jaar en nog maar enkele jaren molenaar. Het totale verlies dat hij leed werd geraamd op 2500 gulden, maar hij kreeg hulp van de dorpsgenoten en van de molenaar van Ballum, die wilde voorkomen dat de Hollumer zeeman Willem Hendriks de Boer een nieuwe, concurrerende molen in Nes zou laten oprichten.
Nadat Boelens de financiering rond had kon in 1834 de bouw van een 'moderne' molen beginnen. In die tijd was namelijk de achtkante bovenkruier een veelgebruikt en sterker molentype, waarin bovendien veel meer ruimte zat en met twee in plaats van met één koppel stenen gemalen kon worden.
De molen kreeg als naam De Hoop, waarmee men uitkeek naar voorspoediger tijden…
Boelens diende bovendien in 1834 een verzoek in om op zijn korenmolen tevens granen te mogen pellen, hetgeen opmerkelijk was voor zo’n kleine molen, maar het zal uit economisch oogpunt noodzakelijk zijn geweest.
Overigens was de peldegarstmolen die aan de westkant van Nes stond in 1761 afgebroken en kon er dus in Nes niet meer gepeld worden, terwijl gortepap populair volksvoedsel was.
Jan Pieters Boelens zette omstreeks 1864 het bedrijf van zijn vader voort. Helaas was zijn molen, ondanks de hoopgevende naam die hij had gekregen, geen lang leven beschoren. Op 20 juni 1880 werd de koren- en pelmolen door de bliksem getroffen. In een oogwenk was de molen van onder tot boven één vuurzee en viel er niets meer te redden.
Was de brand dan het einde van de korenmolen van Boelens? Nee, want Jan liet nog hetzelfde jaar een nieuwe molen bouwen door de gebroeders Van der Meer uit Harlingen. De nieuwe molen kreeg de naam De Phenix, naar de mythische vogel die uit zijn eigen as herrijst, een zeer toepasselijke naam dus.
De achtkante, rietgedekte grondzeiler op een laag gemetseld onderstuk kreeg opnieuw een rietgedekte kap. De gebroeders Van der Meer behoefden het achtkant niet van een onderstuk en stelling te voorzien, want op het hooggelegen duin ving de molen altijd voldoende wind. Zo verrees de enige grondzeiler-korenmolen in Friesland, die tevens de noordelijkst gelegen molen van Nederland is.
Jan Pieters overleed in 1891 op 53-jarige leeftijd en werd opgevolgd door zoon Pieter, nog maar 18 jaar oud. Pieter trouwde vier jaar later met Janke Kooy. Zoon Tjeerd was vanaf 1920 werkzaam op de molen, die vele jaren het graan heeft gemalen voor de inwoners van Nes en Buren, maar uiteindelijk zouden de meelfabrieken de ongelijke strijd met de windmolen winnen. Vooral na de komst van elektriciteit haalden bakkers hun producten elders en kochten particulieren hun bloem en pannenkoekmeel bij de kruidenier en later in de supermarkt.
De molen raakte langzamerhand in verval en werd na de Tweede Wereldoorlog opgeknapt. Nadat Tjeerd in 1972 als laatste molenaar stopte en de molen stil stond raakte De Phenix andermaal in verval. Technisch ambtenaar van de gemeente Douwe de Boer kwam in actie om de molen te behouden. Gesprekken met Boelens leverden niets op want hij kon de restauratie niet betalen. In 1980 nam de gemeente de molen over, maar wel onder een aantal ongebruikelijke voorwaarden. Een daarvan was dat de molen de naam Boelensmolen zou gaan dragen.
Nadat de molen was gerenoveerd werd op 13 mei 1982 een stichting opgericht om de molen te beheren en te onderhouden. Er werd weer gemalen met behulp van windkracht en de molen werd opengesteld voor bezichtiging. Vrijwillig molenaars hielden de molen draaiende.
Daarna volgden enige jaren van stilstand. Daarin kwam verandering na de oprichting in 1991 van de korenmolen in Hollum. Op 1 januari 2003 werd de nieuwe vereniging Vrienden van de Amelander Korenmolens De Phenix en De Verwachting notarieel vastgelegd en trad deze toe tot de Stichting Amelander Musea.
In 2018 en 2019 werd molen de Phenix in Nes flink onder handen genomen door De Molenmakers van bouwbedrijf Hiemstra uit Tzummarum. De molen werd grondig gerestaureerd en vervolgens heeft rietdekker Kleinjan uit Den Ham de romp en kap van een nieuw rietdek voorzien.
De tweede fase van de revitalisatie van de molen was de bouw van een ondergronds bezoekerscentrum aan de oostkant van de molen onder de Möllensduun. Door de Molenmakers is in dit ondergrondse deel een olieslaanderij geïnstalleerd. In koren- en oliemolen De Phenix wordt sinds begin 2022 olie geslagen.
Op dinsdag en zaterdag wordt er bij voldoende wind olie geslagen in de molen. Voor de (h)eerlijke ambachtelijke olie en andere molen producten kunt u terecht in het molenwinkeltje.
De koren- en oliemolen De Phenix is opnieuw herrezen en is een bezoek meer dan waard.
Bron: boek 'Windscheppen op Ameland'