Op 1 januari 1954 worden rond de stad Utrecht de grenzen van veel gemeenten gewijzigd. Voor de bewoners van de gemeenten Haarzuilens, Vleuten, Veldhuizen en Oudenrijn betekent die dag het einde van hun gemeente.
In de gemeente Oudenrijn wordt het oostelijke deel ingelijfd bij de gemeenten Utrecht en Jutphaas. Een deel van Veldhuizen en een stukje van Vleuten gaan over naar de gemeente Harmelen. De andere delen van Veldhuizen, Oudenrijn en Vleuten worden met Haarzuilens samengevoegd tot een nieuwe gemeente Vleuten-De Meern. Voor het eerst ligt de volledige bebouwde kom van De Meern binnen één gemeente.
Deze nieuwe gemeente meet circa 3500 ha en telt ruim 7000 inwoners. Burgemeester van de nieuwe gemeente wordt J.H. van der Heide, die daarvoor al burgemeester is van Vleuten en Haarzuilens.
De bovenzaal van ’t Wapen van Haarzuylen wordt de plaats waar de gemeenteraad van de nieuwe gemeente vergadert. Het gemeentehuis van Vleuten wordt het gemeentehuis voor de nieuwe gemeente en een deel van het gemeentehuis van Oudenrijn gaat dienstdoen als hulpsecretarie.
Nieuwe mogelijkheden
De samenvoeging biedt de mogelijkheid een aantal samenhangende uitbreidingsplannen op te stellen. In de jaren zestig gaan zowel Vleuten als De Meern op de schop. Veel historische bebouwing moet wijken, ook op plekken waar dat niet nodig is. Uiteindelijk groeit het aantal inwoners als gevolg van de dorpsuitbreidingen. Om de bewoners van Vleuten en De Meern zoveel mogelijk gelijkwaardig te behandelen, bouwt de gemeente gemeenschappelijke voorzieningen, zoals zwembad Fletiomare en de sportvelden tussen beide dorpskernen in.