Onderduiken

5 juli, 1942

Nadat Otto zijn dochter Margot een oproep krijgt om te gaan werken in Duitsland, besluit Otto samen met zijn gezin onder te duiken in het leegstaande gedeelte van zijn bedrijf.

De schuilplaats

Otto frank besluit door de stijgende dreiging in Nederland om in 1942 een schuilplaats in te richten in het leegstaande gedeelte van zijn bedrijf. Hij heeft de schuilplaats zo ingericht dat Otto met zijn gezin en het gezin van een collega, Herman van Pels zich daar schuil zouden kunnen houden mocht dit nodig zijn in de toekomst. Het wordt dus zo ingericht dat er plaats is voor zeven mensen. In augustus wordt ook de beroemde draaikast bevestigd die de schuilplaats verborgen moet houden 

Daarnaast worden andere collega's van zijn bedrijf gevraagd om Otto en Herman zijn gezin te onderhouden met voedsel en andere benodigdheden. op 5 juli, 1942 besluit Otto Frank na de oproep van zijn dochter Margot om onder te duiken. 

De ligging van het achterhuis in Amsterdam

Het achterhuis is gelegen in Amsterdam aan de Prinsengracht 263. Op de kaart in de media staat de exacte locatie zoals die op de dag van vandaag gelegen is.

Het leven tijdens het onderduiken

Vanaf 6 juli 1942 zit Otto met zijn gezin ondergedoken, de familie van Pels volgt het voorbeeld van de familie Frank en volgt een week later. In november 1942, duikt ook Frits Pfeffer.

Het onderduiken in het achterhuis was in het begin best lastig. De muren en vloeren van de schuilplaats waren erg dun en zelfs het kleinste geluidje zou hun bestaan kunnen verraden. Voor Otto was het onderduiken extra moeilijk. Hij wou nog steeds betrokken zijn bij de voortgang in zijn bedrijf. Wanneer er vergaderingen waren dat ging over zijn bedrijf, lag hij met zijn oor op de vloer te luisteren wat er werd verteld, om toch nog iets mee te krijgen over het verloop daarvan. 

Veel onderduikers leden ook honger door de schaarste aan voedsel. Vooral toen de oorlog al wat jaren door Nederland woedde, merkten ze dat ook in het achterhuis.

De helpers

Otto was samen met de andere onderduikers afhankelijk van de hulp van anderen. De mensen die Otto en de rest van de onderduikers hielpen zijn: Victor Kugler, Johannes Kleiman, Johan Voskuijl, Bep Voskuijl, Miep Gies en Jan Gies. 

Victor Kugler, hij maakte zich vooral zorgen oer de veiligheid in het achterhuis en bedacht daarom de draaikast die het achterhuis verborgen hield. Daarnaast hield hij het bedrijf van Otto Frank in stand en bracht hij veel tijdschriften en boeken ter vermaak. 

Johannes Kleiman, hij was degene die Otto op het idee bracht om een schuilplaats te maken voor het geval de oorlog uit zou breken in Nederland.

Johan Voskuil, hij was verantwoordelijk voor het afval dat uit het achterhuis kwam. Ook maakte hij de beroemde boekenkast.

Bep Voskuil, zij is als laatste in vertrouwen genomen over de situatie van de onderduikers, zij zorgde vooral voor melk, brood en andere etenswaren.

Miep Gies, zij zorgde vooral voor groente en vlees in het achterhuis. Af en toe nam ze ook boeken uit de bibliotheek mee voor de onderduikers. 

Jan Gies, hij was onderdeel van het verzet. Hij bracht illegale kranten rond en zorgde voor consumptiebonnen.