Verschillende veranderingen
Rond 2000 v. Chr. was ook het landschap anders dan in de tienduizenden jaren daarvoor. Dat kwam doordat het klimaat veranderd was. Ruim elfduizend jaar geleden was de ijstijd voorbij en veranderde de koude grasvlakte in berken- en dennenbos. Weer later, in de tijd van de eerste boeren, groeiden er eiken en iepen op de hogere zandgronden. In de lagere delen was er moeras.
Het nieuwe klimaat maakte het voor deze eerste boeren mogelijk om gewassen te verbouwen. Zij kwamen uit het middenoosten van Europa en vestigden zich in dit gebied. Door stukken bos te kappen voor de akkers, veranderden ze ook zelf het landschap. In de loop van de tijd kwamen er steeds meer open stukken met boerderijen in het bos. In het begin gebruikten de mensen nog vuurstenen werktuigen. Later werden werktuigen van metaal gemaakt: rond 2000 v. Chr. voor het eerst van brons, vanaf 800 v. Chr. van ijzer.
De eerste boeren
De oudste bewijzen dat in de omgeving van ’s-Hertogenbosch boeren woonden, zijn enkele stenen bijlen en scherven van potten. Ze dateren uit de tijd tussen 2000 en 1800 v. Chr. Omdat rondtrekkende jager-verzamelaars geen aardewerk hadden – dat zou zwaar zijn om mee te sjouwen en onderweg gauw kapotgaan – moeten we wel aannemen dat het van boeren was. Maar gebouwen of andere vondsten uit deze tijd hebben we nog niet teruggevonden.
Uit een iets latere tijd, tussen 1800 en 1500 v. Chr., zijn wel sporen van boerderijen overgebleven. Ze zijn gevonden waar nu in Engelen een golfbaan is. De boerderijen waren twintig tot dertig meter lang. Niet alleen de mensen woonden erin: in een apart gedeelte stond ook het vee. Kleine gebouwtjes naast de boerderij waren bedoeld om de oogst in te bewaren.
Een stenen pijlpunt laat zien dat de mensen naast landbouwers ook jagers waren. Ze gebruikten nog steeds stenen werktuigen, maar hadden ook voorwerpen van brons. Die waren kostbaar en daarom een mooi geschenk voor de goden. Zo zijn door archeologen op verschillende plekken de geofferde zwaarden, bijlen en speerpunten gevonden.
Steeds meer boerderijen
Vanaf 800 v. Chr. kwamen er steeds meer boerderijen. Ze waren kleiner dan voorheen (ongeveer twaalf meter lang en zes meter breed), maar ook hier woonden mensen in het ene deel en stond het vee in het andere. Meestal vormden enkele van deze gebouwen samen een kleine nederzetting. Daar stonden ook kleine gebouwtjes voor de opslag van graan. Om drinkwater uit de grond te krijgen was er een diepe kuil gegraven.
De boeren maakten de grond geschikt om te zaaien door te ploegen met een eergetouw. Dat is een eenvoudige ploeg waarmee ze de grond los maakten. Sporen van dit ploegen komen bij opgravingen tevoorschijn als strepen in het zand. Het graan dat geoogst werd, maakten de bewoners fijn door het stuk te wrijven tussen twee stenen. Van de wol van de schapen sponnen ze draden met behulp van spinklosjes. Met deze draden weefden de mensen wollen kleden en kleding.
In het gebied dat nu de gemeente ’s-Hertogenbosch is, waren tientallen van deze nederzettingen. Bij Empel was vanaf ongeveer 100 v. Chr. een heilige plek. Daar werden allerlei voorwerpen zoals sieraden, munten en wapens aan de goden geofferd.
In dit landschap langs de Maas, met moeras, beken, bos, boerderijen en een heiligdom, kwamen aan het begin van de jaartelling de Romeinen aan. Zij hadden de eeuwen daarna grote invloed op het leven van de boeren hier.
Wat is er nog te zien?
In het huidige landschap is van de prehistorische nederzettingen niets meer te zien. Alleen de opgegraven voorwerpen plus de reconstructies van de boerderijen die archeologen hebben gemaakt tonen iets van dit verleden. Ze zijn te zien in het Groot Tuighuis van Erfgoed ’s-Hertogenbosch.