Patriotten en orangisten

Politieke onrust in Alphen

In september 1787 werd Alphen geteisterd door hevig geweld. Dorpsbewoners belaagden elkaar, gooiden ruiten in en plunderden huizen. Pruisische soldaten trokken door het gebied en traden daarbij evenmin zachtzinnig op. Het geweld was echter niet zo hevig als in sommige Hollandse steden. Toch zagen enkelen geen andere uitweg dan te vluchten. Dat de gemoederen zo verhit waren, had alles te maken met tegengestelde opvattingen over het bestuur van Oranjestadhouder Willem V.

Politieke tegenstellingen

Willem V was in voorgaande jaren steeds meer onder vuur komen te liggen. Dat had verschillende redenen. Zo leefde hij volgens menigeen op te grote voet, terwijl het land gebukt ging onder aanhoudende economische malaise. De stadhouder zou corrupte bestuurders de hand boven het hoofd houden. En ook hielden velen Willem verantwoordelijk voor de militaire nederlaag tegen de Engelsen (1784).

De critici noemden zich ‘patriotten’. Onder hen waren heel wat regenten – welgestelde burgers die in steden en op het platteland onderling de bestuursfuncties verdeelden. Zij waren de stadhouderlijke bemoeienis vaak zat, maar lang niet iedereen onderschreef de patriotse kritiek op het stadhouderlijk bestuur. Veel armere stedelingen en plattelandsbewoners zagen een sterke stadhouder juist als wenselijk: alleen hij kon hen beschermen tegen de hebzucht van de regenten.

In de jaren 1786-1787 bereikten deze politieke tegenstellingen een climax, zeker in het gewest Holland. In stadsbesturen en ook in de Staten (de regering van het gewest) kregen de patriotten steeds meer aanhang. In november 1786 zag Willem V zich zelfs gedwongen te verhuizen: van Den Haag naar het veilige Nijmegen.

Ondertussen hadden de patriotten lokaal volksmilities opgericht. Deze exercitiegenootschappen of vrijkorpsen hielden demonstratief wapenoefeningen en lieten zo zien dat ze waren voorbereid op orangistische tegenstand. Zulke genootschappen bestonden in elk geval in Alphen en Boskoop. De dertig Alphense leden hielden hun oefeningen in het dorpshart: de kerk. Oranjesymbolen, zoals oranje linten en vlaggen, waren in deze tijd verboden. Uit protest zetten orangistische Boskopers goudsbloemen in hun tuin, die vervolgens door patriotse dorpsgenoten werden vernield.

 

Orangisten in de tegenaanval

In september 1787 keerde het tij voor de patriotten. Kort daarvoor had de echtgenote van Willem V, Wilhelmina van Pruisen, stiekem geprobeerd naar Den Haag te reizen om daar het orangistische verzet te steunen. Bij Goejanverwellesluis, ten oosten van Gouda, hadden patriotten haar echter tegengehouden. Zij moest onverrichter zake terug naar Nijmegen. Maar Wilhelmina liet het er niet bij zitten. Zij vroeg haar broer, de koning van Pruisen, om militaire steun. Op 13 september 1787 trok een Pruisisch leger de Republiek binnen en binnen enkele dagen gaven patriotse steden als Utrecht, Leiden en Den Haag zich gewonnen. Amsterdam viel op 9 oktober. Na amper een maand oorlog had Willem V zijn oude positie volledig terug.

De nadering van de Pruisische troepen maakte in Alphen veel los. Al op 17 september, nog voordat de Pruisen waren gearriveerd, durfden orangisten op straat alweer oranje te dragen en ‘Vivat Oranje!’ te roepen. Ook gooiden zij bij patriotten ruiten in, zoals bij dorpsbestuurder Hendrik Koenekoop aan de Lage Zijde van Alphen. Een dag later trokken 200 Alphense pannenbakkers- en steenbakkersknechten en andere orangisten door Alphen en Oudshoorn om patriotten te ontwapenen. Zeker tien huizen en buitenplaatsen werden geplunderd. Ook het huis van de hoogste bestuurder van Alphen, schout en notaris Jan van der Snoek, moest het ontgelden. Het ernstigste incident vond plaats op 19 september aan de Lage Zijde van Aarlanderveen. Daar speelde zich een kleine veldslag af toen orangisten probeerden te voorkomen dat vluchtende patriotsgezinde soldaten Alphen zouden bereiken. Aan patriotse kant vielen drie doden.

 

Pruisen op doortocht

De komst van het Pruisische leger bracht geen rust. De eerste militairen arriveerden op 20 september in Zwammerdam, waar de oranje vlag al aan de kerktoren hing. Ze gingen gelijk over tot arrestatie van patriotse regenten. In de dagen daarna trokken vele honderden Pruisische soldaten door het gebied, onderweg naar Leiden of Amsterdam. Ze eisten onderdak, namen paarden in beslag en persten patriotten af. De schoolmeester van Oudshoorn was niet te beroerd om aan te wijzen waar die woonden.

Het bekendste slachtoffer was een Alphense bestuurder, de patriot Hendrik Voorbij. Volgens geestverwant Gerrit Paape begon diens martelgang met afpersing door een ingekwartierde Pruisische officier. Uiteindelijk ontvluchtte Voorbij zijn huis. Toen hij wilde terugkeren, vielen orangisten hem aan met een mes. Na zijn thuiskomst vernederden en beroofden ingekwartierde soldaten hem opnieuw. Later nam hij weer de benen, dwars door de weilanden. Daarbij werd hij driemaal beschoten en moest hij zich in een moddersloot verbergen. Eenmaal gepakt werd hij volgens Paape ernstig gemarteld. Bewoners van de Lage Zijde zouden hem zelfs achter een paard hebben gebonden om hem over straat te slepen. Hij overleefde ‘zijn vreeslijker martelaarschap’ en ontkwam uiteindelijk naar Frankrijk.

Hoe opgeklopt misschien ook, het verhaal staat niet op zichzelf. Van andere Alphenaren is bekend dat ze werden gepest en beroofd door Pruisen én orangisten. In feite was er gedurende deze weken sprake van totale straffeloosheid.

 

Nasleep

Nadat de orde was hersteld, kon het stof neerdalen. Veel Hollandse patriotten waren, net als Hendrik Voorbij, gevlucht om bijvoorbeeld in Frankrijk betere tijden af te wachten. Maar op het platteland waren de tegenstellingen over het algemeen toch iets minder scherp dan in de steden. Herstel- of wraakacties kwamen daar minder voor. In de dorpsbesturen traden dan ook nauwelijks verschuivingen op. Een voorbeeld is notaris Willem Sebastiaan Boers uit Hazerswoude: hij was daar tussen 1772 en 1801 onafgebroken schout en baljuw. De Boskoopse ambachtsbewaarder Anthony Medenblik had in de patriottentijd het vrijkorps geleid en Oranjesymbolen verboden. Maar ook hij vervulde na de Oranjerestauratie in 1787 nog bestuursfuncties in Boskoop.

In 1795 maakten Franse troepen alsnog een eind aan het stadhouderlijk regime en waaide de wind opnieuw uit de anti-orangistische hoek. Ook toen echter bleven sommige bestuurders in functie, zoals schout Willem Brack in Zwammerdam, die zich in de Franse tijd zelfs liet aanspreken als maire Guillaume Brack. Ook Antony Medenblik werd gewoon weer schout van Boskoop. Door zich aan te passen doorstond dit soort bestuurders de politieke stormen van hun tijd.

 

TEKST: MAURING ROEST

 

VERDER LEZEN

‘Twee belangrijke mannen in de Franse Tijd’, in: Canon van Boskoop (https://www.canonvannederland.nl/nl/page/188376/twee-belangrijke-mannen-in-de-franse-tijd).

Marloes Rijkelijkhuizen, ‘Patriotten en prinsgezinden in Hazerswoude, 1781-1795’, in: Arjan van ’t Riet en Marloes Rijkelijkhuizen (red.), In Rijnlands Midden. Opstellen bij het afscheid van Frits de Wilde als streekarchivaris (z.p. 2015) 103-115.

C.L.J. Schaum, De historie van Boskoop (Boskoop 1908; herdruk Boskoop 1980).

B.J. van Vliet, ‘Plunderingen te Alphen. De woelige septembermaand van 1787, De Viersprong 4 (1987) nr. 12, 14-23.

B.J. van Vliet, ‘Onrust in Alphen. Patriotten en Oranje-gezinden in Alphen, 1784-1787’, De Viersprong 13 (1996) nr. 49, 91-93.