Eind achttiende eeuw gaan de rooms-katholieken in De Meern op zoek naar een nieuw onderkomen. Daartoe kopen zij het huis Rhijnzicht met de omringende grond nabij de Stadsdam aan de Leidse Rijn. Dit herenhuis richten zij in als pastorie, terwijl het koetshuis dienst doet als gebedszaal. Dit eerste kerkgebouw is primitief en heeft nauwelijks de uiterlijke kenmerken van een kerk. Op Maria Hemelvaart (15 augustus) 1797 viert de nieuwe pastoor Gerardus van der Hoeven de eerste eucharistie.
Hoewel er aan de kerk bij de Stadsdam in 1820 nieuwbouw heeft plaatsgevonden en in 1835 het kerkgebouw is verlengd, is er rond 1855 veel mis aan het gebouw. In 1857 verrijst daarom aan de Rijksstraatweg een neogotische zaalkerk ter vervanging van de oude schuurkerk met 2 torentjes aan de voorzijde. Deze nieuwe kerk is voorlopig groot genoeg om de gegroeide bevolking van Oudenrijn en De Meern te bedienen. Bijzonder is het dak dat is uitgevoerd in de Britse 'hammerbeam roof'-techniek (steekbalkkap). Deze is in Nederland zeer weinig toegepast en tegenwoordig een van de weinig overgebleven voorbeelden in Nederland.
De kerk blijft dienst doen tot 1941. In dat jaar verhuist de parochie naar het nieuwe kerkgebouw van de Mariakerk in De Meern. Gelijktijdig wordt het oude kerkgebouw ontmanteld en verkocht aan de Hollandia Zijspanfabriek op voorwaarde dat het gebouw vanaf de straatkant er niet langer uitziet als kerkgebouw. De torens worden verwijderd, de spitsboogramen rechtgetrokken en het voorportaal afgebroken. De achterkant van het gebouw blijft wel herkenbaar als kerkgebouw.
Tegenwoordig huisvest het gebouw de Metaal Kathedraal: een ecologisch cultureel centrum en werkplaats voor kunstenaars.
Andere kerk langs het water
Van oudsher staat in De Meern op de noordelijke oever van de Leidse Rijn de kapel die sinds 1585 dienst doet als protestants kerkgebouw. Begin 20ste eeuw is deze te klein voor het aantal gelovigen. De middeleeuwse kerk wordt afgebroken en in 1912 verrijst hier de Marekerk van de Nederlands Hervormde kerk.