19. Papegaaischieten

Volksvermaak in domineesland

Mensen houden van een feestje, dat is vroeger niet anders dan nu. Bruiloften en begrafenissen (!) zijn op het Groninger platteland aanleiding om samen goed te eten en veel te drinken – geregeld ook té veel. Op vastenavond trekken vooral jongeren ’s nachts verkleed door de velden, ook al is dat katholieke feest verboden (zie venster 16). Slimme herbergiers organiseren ’s winters schaatswedstrijden en in het voorjaar schuttersfeesten. Predikanten zien dat ‘papegaaischieten’ als een heidense traditie en doen er alles aan om het te verbieden. Als dat al lukt, duurt dat maar even: volksvermaak is moeilijk uit te roeien.

Lorre

Eeuwenlang is ook in onze streek het papegaaischieten een bijzonder populair volksvermaak. De papagaai is niet van vlees en bloed maar van hout en met blik of ijzer beslagen. Hij wordt bovenop een steng op een jufferpaal gezet, op een hoogte van meer dan 25 meter. Mannen schieten daar om beurten op met een voet- of handboog of met een snaphaan, een primitief soort geweer. Wie een kop, vleugel of staart van Lorre eraf weet te schieten of het beest zelf naar beneden haalt, krijgt daar punten voor. Wie de meeste punten haalt wordt schutterskoning. Met de mooiste juffers van het dorp mag hij naar de herberg die het evenement heeft georganiseerd en krijgt daar bijvoorbeeld een ton bier om uit te delen. Ook zijn er wel prijzen, zoals een zilveren vogel, beker, lepel of snuifdoos (zie afbeelding).

Heiligschennis

De oudste bronnen over het vogelschieten komen uit de veertiende eeuw. Middeleeuwse steden hebben een schuttersgilde. Aanzienlijke mannen beschermen daarmee samen de stad. Eens per jaar organiseren zij een schuttersfeest, waarin ze op een papegaai - een edele vogel - schieten. Tenminste vanaf de zestiende eeuw zijn er ook op het platteland zulke schuttersfeesten. Die worden niet georganiseerd door sjieke gilden, maar door herbergiers, die flink willen verdienen aan zulke feesten. Predikanten zijn fel tégen dit papegaaischieten en niet alleen omdat er zo veel bij gedronken wordt. De volksfeesten vinden meestal plaats tussen Pasen en Pinksteren op een vrije (feest)dag. Een vogel is óók een symbool voor de Heilige Geest, en dus vinden de dominees het papegaai- of vogelschieten ‘heiligschennis’ en noemen het een ‘heidense en goddeloze handeling’

Verbod

Als er op derde Pinksterdag 1667 weer eens een papegaaischieterij wordt georganiseerd in Leek, klopt een commissie namens de predikanten in het Westerkwartier aan bij de heer van Nienoord en Vredewold. Of dit voortaan verboden kan worden? De baron van Inn- en Knipphuizen belooft zijn best te doen, maar kan niet verhinderen dat er een jaar later opnieuw geschoten wordt – niet op een vogel, ditmaal, maar op een Morriaan, dat wil zeggen, op het hoofd van een zwarte man. Als lid van de Gewestelijke Staten zorgt de baron er daarna hoogstpersoonlijk voor dat de het vogelschieten van 1673 tot 1688 verboden is in heel Stad en Lande 

Vanaf 1690 vinden er toch weer schieterijen plaats, eerst stiekem, daarna openlijk. In de eerste helft van de achttiende eeuw wordt er bijvoorbeeld veel papagaai geschoten in Fivelgo. Op Goede Vrijdag 1775 is het weer ‘ns raak in Tolbert. 'Onder het samenstromen van een groote menigte volks, achtervolgd met veel rumoer en baldadigheden tot in den laten nacht.' De kerkenraad doet zijn beklag bij de grietmannen of richters van Vredewold. De richter van het Oosterdeel is net zo bezorgd als de ouderlingen, maar de richter van het Westerdeel ziet er niet zo veel kwaads in, en hij heeft de beslissende stem.

Censuur

In 1748 bericht de Groninger Courant dat er op een paardenmarkt in Eenrum een papegaai zal worden geschoten. De krant heet de paardenkooplui en de schietliefhebbers alvast welkom. Het feest gaat echter niet door… Als de krant in 1752 nog eens reclame maakt voor een schutterij in Warffum, roept de kerkenraad van Groningen bestuurders op om op te treden tegen deze “verfoeilijke Heidense dartelheden waardoor Gods toorn over den lande verwekt wordt”. Een nieuw verbod komt er niet, maar wel censuur: de krant mag geen berichten meer schrijven over het papagaaienschieten.

In de Bataafse Republiek (1795 – 1806) is persvrijheid een tijdlang een burgerrecht. Direct grijpen herbergiers hun kans en organiseren weer papegaaaischieterijen in Nietap, in Drenthe, net over de grens bij Leek en in Noorddijk. Herberg Kostverloren bij Hoogkerk, wordt een waar schutterscentrum, waar jaarlijks soms meerdere schuttersfeesten worden gehouden. Andere herbergiers in of bij het Westerkwartier zetten alleen af en toe zulke feesten op touw, zoals Sikke Sikkes, elders in Hoogkerk, en Balster Schipvaart, uitbater van de herberg aan het Noordhorner Tolhek.

Kermis

Na de Franse Tijd lijkt het papagaaischieten in het slop te raken. Van alle schoolmeesters in Groningen melden er in 1828 slechts drie zulke feesten in hun dorpen, waaronder de meester van Oldehove. Tot voor kort zouden die daar uitgerekend op Vastenavond hebben plaatsgevonden. Toch of juist daarom doet de Groninger Courant vanaf 1839 elk jaar verslag van het schuttersfeest dat ‘sinds onheuglijke tijden’ op de derde dag van de Kermis in Delfzijl plaatsvindt. Daar komt veel volk op af “Eene ontelbare menigte aanschouwers, van heinde en ver, zoo wel als van de inwoners dezer vesting en de omstreken, was zamengevloeid, om getuigen van dit aloud schuttersfeest te zijn.” De schutterskoning uit Heveskes, winnaar van een zware zilveren tabaksdoos, wordt in 1844 “begroet en vergezeld van een uitgelezen, in smaakvol feestgewaad getooide schaar der Delfzijlster jufferschap […] en in triomf rondgeleid:

Nieuw vermaak

De krant schenkt ruime aandacht aan dit “nationale volksfeest” en bericht ook nog over papegaaien-schieten in verschillende Groninger dorpen. Toch loopt het in de negentiende eeuw definitief af. In Groningen worden de laatste papagaaien waarschijnlijk geschoten in 1875 in Kostverloren en in Garnwerd, bij de herbergier – veerman Hammingh. Als populairste volksvermaak is het papegaaischieten inmiddels afgelost door het peerdespul. Al vanaf 1750 waait de gewoonte om rond de kermis ook harddraverijen en paardenkeuringen te organiseren over vanuit Friesland. Vanaf ongeveer 1920 worden ook motorcrosses heel populair op het Groningse platteland.