Bedevaart

Bedevaart en devotie in Handel

Bedevaart en devotie in Handel

Met de vestiging van de Duitse Orde in Handel begon er ook de Mariadevotie. Zoals in elke vestigingsplaats richtte de Duitse Orde er een kapel in voor haar patrones met een beeltenis van Maria als middelpunt. In Handel wordt het cultusobject gevormd door een Mariabeeld met het kindje Jezus op de linkerarm en in de rechterhand een scepter, beiden zijn gekroond. Het beeld is gesneden uit lindehout.

Moraeus , rector te Handel (1606-1631) en informant voor Wichmans’ ‘Brabantia Mariana tripartita’ (1628) , meldt dat de Mariadevotie zo’n 400 jaar oud was. Nadien wordt steevast het jaartal 1220 als begindatum van de Mariadevotie aangehouden. De oudste vermelding komt echter uit een charter van 1368 waarin een schenking wordt gedaan “in eere ende oirbaer onser vrouwe te Haenle”.

Tot en met de 16e eeuw is de devotie vooral beperkt tot de directe omgeving. Eens per jaar werd in processie het ‘genadebeeld’ in Handel opgehaald en naar het machtscentrum van de Heerlijkheid gebracht en voor een paar dagen in de parochiekerk van Gemert geplaatst.
In 1627 werd Handel, dankzij een drietal miraculeuze genezingen, door bisschop Ophovius erkend als cultusplaats van Maria. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was de Heerlijkheid Gemert een vrijplaats voor de Roomse godsdienst en kreeg het bedevaartsoord Handel, met deze bisschoppelijke erkenning, betekenis voor de aangrenzende Meierij.

Tot 1946 stond het Mariabeeld midden in de Handelse kapel tussen twee deuren in de zijgevels. Pelgrims konden daardoor dwars door de kapel langs het beeld defileren. De kapel werd snel te klein voor de stromen bedevaartgangers die vooral vanaf de 17e eeuw naar Handel kwamen.
Naast het Mariabeeld is de wonderbare Bron met haar ‘geneeskrachtige water’ welhaast het belangrijkste object. Dit gaf de bekendheid van Handel een extra accent. Deze Bron wordt al vanaf de 16e eeuw genoemd, kreeg in 1919 zijn neogotische vorm en is inmiddels in brons uitgevoerd.
Vanaf de 17e eeuw kennen we de wegkapellen, gewijd aan de “zeven smarten van Maria”, aan de Keskesdijk. De reeks vormt een proloog op het bedevaart ritueel in Handel. De kapelletjes werden eind 19e eeuw vernieuwd en kregen een neogotische vorm. Toen werd ook in het midden van de reeks, de Ossenkapel gebouwd waarvan altaarretabels de ontstaanslegende van Handel vertellen.

Vanaf begin 18e eeuw breekt er een bloeitijd aan. De bekendheid van Handel reikt tot ver buiten de regio. Er is sprake van toenemende drukte en de rector laat zich assisteren door een twintigtal priesters voor het horen van biecht, het preken en celebreren van missen. De cultusleiding is continu bezig met de bevordering van de devotie door een stevige acquisitie en door vergroting en verfraaiing van het sacrale complex met steun van de Duitse Orde. Op hoogtijdagen zou er sprake zijn van 9.000 tot 18.000 bezoekers!!

Begin 19e eeuw ondervindt de devotie een neergang. De Duitse Orde is opgeheven waarmee het een belangrijke steun verliest, maar ook haar continuïteit door het wegvallen van de priesters van de Duitse Orde. Verder zijn de Franse overheersing met haar processieverbod, de Belgische Opstand met een sterk verminderde bewegingsvrijheid en het processieverbod in de grondwet van 1848 weinig bevorderend voor de bedevaartdevotie. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw is er sprake van een nieuwe bloeitijd die zich tot in de 20ste eeuw doorzet. Vooral in deze periode krijgt de cultusplaats zijn huidige vorm. Architect Jos Cuijpers renoveert de kerk en breidt deze uit met zijkapellen en een priesterkoor.
Als laatste wordt er begin twintigste eeuw een processiepark aangelegd. Aanvankelijk een in carrévorm aangelegde weg, geflankeerd door een vijftiental sacramentskapelletjes. In de decennia erna wordt het omsloten terrein verder ingevuld met een Kruisweg, de Bruiloft van Kana en een openluchtaltaar. De Wonderbare Bron stond er al maar kreeg door het park een extra accent.